Artikel 5.2
1. Voordat de vreemdeling op grond van artikel 59, 59a of 59b van de Wet in bewaring wordt gesteld, wordt hij gehoord.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het voorafgaande gehoor van de vreemdeling niet kan worden afgewacht. In dat geval wordt de vreemdeling zo spoedig mogelijk na de tenuitvoerlegging van de bewaring gehoord.
3. Van het gehoor wordt proces-verbaal opgemaakt.
4. Aan de vreemdeling wordt tijdig mededeling gedaan van de hem toekomende bevoegdheid zich bij het gehoor te doen bijstaan door zijn raadsman.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBDHA:2025:17839 - Rechtbank Den Haag - 29 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:16851 - Uitgestelde hoorplicht bij inbewaringstelling op grond van artikel 59b Vw - 11 september 2025
De rechtbank oordeelt dat de hoorplicht niet is geschonden als een vreemdeling pas na de inbewaringstelling wordt gehoord, mits dit uitstel, zoals door het ontbreken van een tolk, noodzakelijk was en als het gehoor zo spoedig mogelijk plaatsvindt. Zicht op uitzetting is geen voorwaarde bij deze bewaring.