Bijlage 2. bij artikel 2.17, eerste lid, onderdeel d
Bijlage 2: bij artikel 2.17, eerste lid, onderdeel d
Voorwaarden voor het telen van vanggewassen algemeen
1. De landbouwer gebruikt ten minste 75% van de in de Aanbevelende Rassenlijst voor landbouwgewassen, CSAR, aanbevolen hoeveelheid zaaizaad, en draagt zorg voor een zichtbare bedekking met het vanggewas. 2. Vanggewassen worden vóór 16 oktober van het jaar van aanvraag gezaaid. 3. De landbouwer meldt de datum van inzaai van vanggewassen uit categorie 1 en 2 uiterlijk op de dag van inzaai bij de minister door middel van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld middel. 4. Vanggewassen uit categorie 1 en 2 zijn na de oogst van het hoofdgewas tenminste 8 weken op het perceel aanwezig. Voor vanggewassen uit categorie 3 geldt dat ze na de oogst van het hoofdgewas tenminste 8 weken op het perceel aanwezig zijn of tot de inzaai van een ander hoofdgewas indien dit binnen 8 weken wordt ingezaaid. 5. De teelt van vanggewassen vindt uitsluitend plaats na de teelt en de oogst van het hoofdgewas en na 15 juli, met uitzondering van de teelt van vanggewassen uit categorie 2. 6. Een combinatie van vanggewassen bestaat uit een zadenmengsel van ten minste twee soorten. 7. Elke in het zadenmengsel, bedoeld in categorie 2, aanwezige soort vertegenwoordigt tenminste een aandeel van 3% in het totale gewicht van het zadenmengsel. 8. De landbouwer bewaart aankoopbewijzen en etiketten van het gebruikte zaaizaad(mengsel) gedurende 5 jaar in zijn administratie. 9. Het gebruik van meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Meststoffenwet, is toegestaan. 10. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, is niet toegestaan vanaf de dag waarop het hoofdgewas wordt geoogst tot aan de datum waarop de perioden, bedoeld onder 4, zijn verstreken. 11. In afwijking van onderdeel 4 zijn vanggewassen in 2018 ten minste 6 weken op het perceel aanwezig mits aansluitend een wintergewas wordt geteeld en hiervan vóór 1 december 2018 melding wordt gemaakt bij de minister door middel van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld middel. 12. In afwijking van onderdeel 6 in samenhang met artikel 45, negende lid, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 639/2014, kan in 2018 volstaan worden met het inzaaien van 1 soort vanggewas op voorwaarde dat het een gras of ander kruidachtige voedergewas betreft en hiervan vóór 1 december 2018 melding wordt gemaakt bij de minister door middel van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld middel. 13. In afwijking van artikel 45, negende lid, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 639/2014 kunnen in 2018 arealen met wintergewassen, die normaliter in het najaar worden ingezaaid om te worden geoogst als diervoeder of te worden begraasd, worden aangemerkt als arealen met vanggewassen mits ze bestemd zijn voor veevoeder en hiervan vóór 1 december 2018 melding wordt gemaakt bij de minister door middel van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld middel. 14. Hybride soorten vanggewassen die bestaan uit een kruising van de in de lijst met vanggewassen genoemde soorten uit Categorie 1 of een kruising van de in de lijst met vanggewassen genoemde soorten uit Categorie 2 worden geacht deel uit te maken van de opsomming in de respectievelijke lijsten.
1: Combinaties van vanggewassen (algemeen)
Lijst van vanggewassen die in combinatie met een of meer andere vanggewassen kunnen worden geteeld:
Bladrammenas | Raphunus sativus |
Gele mosterd | Sinapsis alba |
Sarepta mosterd/Caliente | Brassica juncea |
Bladkool | Brassica napus |
Engels raaigras | Lolium perenne |
Italiaans/Westerwolds raaigras | Lolium multiflorum |
Rietzwenkgras | Festuca arundinacea |
Soedangras/Sorghum | Sorghum bicolor |
Facelia | Phacelia tanacetifolia |
Spurrie | Spergula arvensis |
Japanse haver | Avena strigosa |
Voederwikke | Vicia sativa |
Alexandrijnse klaver | Trifolium alexandrinum |
Perzische klaver | Trifolium resupinatum |
Rode klaver | Trifolium pratense |
Witte klaver | Trifolium repens |
Bladraap | Brassica rapa L. var. sylvestris |
Deder | Camelina sativa |
Ethiopische mosterd | Brassica carinata |
Franse boekweit | Fagopyrum tataricum |
Incarnaat klaver | Trifolium incarnatum |
Lupine | Lupinus angustifolius |
Niger | Guizotia abyssinica |
Seradelle | Ornithopus sativa |
Stoppelknollen | Brassica rapa var. rapa |
Festulolium | Lolium sp. x Festuca sp. |
Vlas | Linum usitatissimum |
Zwaardherik | Eruca sativa |
Beemdlangbloem | Festuca pratensis |
Veldbeemdgras | Poa pratensis |
Timothee | Phleum pratense |
Erwten | Pisum sativum |
Winterwikke, bonte wikke of zachte wikke | Vicia villosa |
Zonnebloem | Helianthus annuus |
2: Vanggewassen ten behoeve van de bestrijding van aaltjes
Lijst met vanggewassen die in combinatie met een of meer andere vanggewassen als zadenmengsel ter bestrijding van aaltjes (nematoden) kunnen worden geteeld:
Raketblad | Solanum sisymbriifolium |
Zwaardherik | Eruca sativa |
Afrikaantje (laag) | Tagetes patula |
Afrikaantje (hoog) | Tagetes erecta |
Japanse haver | Avena strigosa |
3: Onderzaai van gras en vlinderbloemige gewassen als combinatie van vanggewassen
Specifieke voorwaarden waaronder grassen en vlinderbloemige gewassen in combinatie met de hoofdteelt als combinatie van vanggewassen kunnen worden geteeld: 1. De grassoort, grassoorten of vlinderbloemige gewassen worden als onderzaai in combinatie met de hoofdteelt gezaaid en zijn na de oogst van het hoofdgewas tenminste 8 weken op het perceel aanwezig of tot de inzaai van een ander hoofdgewas indien dit binnen 8 weken wordt ingezaaid. 2. De landbouwer meldt de datum van oogst van de hoofdteelt, welke is gelegen voor 16 oktober, uiterlijk op de dag van oogst bij de minister door middel van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld middel. 3. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is niet toegestaan vanaf het moment van oogst van het hoofdgewas gedurende ten minste 8 weken of tot de inzaai van het volgende hoofdgewas.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2023]