Terug naar bibliotheek
Uitvoeringsregeling belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992Artikel 8

Artikel 8

Laatste versie

1. De afschrijving bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet bedraagt met betrekking tot personenauto’s, motorrijwielen of bestelauto’s als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet:

  1. 6 percent per maand voor de eerste drie maanden die zijn verstreken na het tijdstip waarop het motorrijtuig voor het eerst als zodanig in gebruik is genomen; en
  2. 2,5 percent voor iedere volgende maand, indien daarop een beroep wordt gedaan in het aangiftebiljet.

2. De afschrijving bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet, met betrekking tot personenauto's als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel g, van de wet bedraagt 1,5 percent per maand die is verstreken na het tijdstip waarop het motorrijtuig voor het eerst als zodanig in gebruik is genomen, indien daarop een beroep wordt gedaan in het aangiftebiljet.

3. De afschrijving kan uitsluitend met de taxatiewaarde worden bepaald indien het motorrijtuig voldoet aan de eisen, bedoeld in de hoofdstukken 5 en 7 van de Regeling voertuigen, waardoor met het motorrijtuig kan of mag worden deelgenomen aan het verkeer. Aan deze eisen is in ieder geval niet voldaan indien:

voor het motorrijtuig een aantekening in het kentekenregister is of wordt geplaatst dat een verbod voor het rijden op de weg is of wordt opgelegd; voor het motorrijtuig een aantekening in het kentekenregister is of wordt geplaatst dat het motorrijtuig voorgoed buiten gebruik is of wordt gesteld; dat blijkt uit de aangifte, het taxatierapport of op het moment dat het motorrijtuig wordt getoond overeenkomstig het achtste lid; of dat anderszins blijkt.

4. De afschrijving kan uitsluitend met de taxatiewaarde of op basis van een in de handel algemeen toegepaste koerslijst voor de inkoop van gebruikte motorrijtuigen door wederverkopers in Nederland worden bepaald, indien de opgaaf, bedoeld in artikel 10, negende lid, van de wet, bestaat uit:

a. een verwijzing naar een in de handel algemeen toegepaste koerslijst voor de inkoop van gebruikte motorrijtuigen door wederverkopers in Nederland, onder overlegging van een kopie van de passage uit die koerslijst waaraan de bij de aangifte toegepaste afschrijving, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet, is ontleend; of b. het bij de aangifte gebruikte taxatierapport:

dat is opgemaakt met inachtneming van de voorwaarden opgenomen in bijlage I; en dat is opgemaakt door een onafhankelijke, erkende taxateur, in overeenstemming met het eerste aandachtsstreepje, en waarbij de fysieke opname door de taxateur heeft plaatsgevonden ten hoogste een maand vóór het afschrijvingsmoment.

Bij het doen van de opgaaf wordt slechts gebruikgemaakt van de gegevens van niet meer dan één koerslijst als bedoeld onder a. Gegevens die niet zijn opgenomen in een taxatierapport dat is opgemaakt door een onafhankelijke en-, erkende taxateur, of niet door of op verzoek van de inspecteur zijn toegevoegd, kunnen door of namens de belastingplichtige niet worden betrokken bij de taxatiewaarde.

5. Bij toepassing van de artikelen 10, zesde lid en 10a, eerste lid, van de wet is de afschrijving, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet, een percentage van het belastingbedrag, bedoeld in artikel 9, eerste en derde lid, van de wet, welk percentage is aangegeven in de navolgende tabel. Het vierde lid blijft in dat geval buiten toepassing.

| Indien sinds het tijdstip waarop het motorrijtuig voor het eerst in gebruik is genomen een periode is verstreken van ten minste | maar minder dan | is het percentage | en voor iedere maand die geheel of gedeeltelijk is verstreken sinds de in de eerste kolom bedoelde periode vermeerderd met | |---|---|---|---| | 0 dagen | 1 maand | 0 | 12 | | 1 maand | 3 maanden | 12 | 4 | | 3 maanden | 5 maanden | 20 | 3,5 | | 5 maanden | 9 maanden | 27 | 1,5 | | 9 maanden | 1 jaar en 6 maanden | 33 | 1 | | 1 jaar en 6 maanden | 2 jaar en 6 maanden | 42 | 0,75 | | 2 jaar en 6 maanden | 3 jaar en 6 maanden | 51 | 0,50 | | 3 jaar en 6 maanden | 4 jaar en 6 maanden | 57 | 0,42 | | 4 jaar en 6 maanden | 5 jaar en 6 maanden | 62 | 0,42 | | 5 jaar en 6 maanden | 6 jaar en 6 maanden | 67 | 0,42 | | 6 jaar en 6 maanden | 7 jaar en 6 maanden | 72 | 0,25 | | 7 jaar en 6 maanden | 8 jaar en 6 maanden | 75 | 0,25 | | 8 jaar en 6 maanden | 9 jaar en 6 maanden | 78 | 0,25 | | 9 jaar en 6 maanden | | 81 | 0,19 |

6. Bij toepassing van artikel 10, zesde lid, van de wet, is de vermindering ten hoogste het belastingbedrag, bedoeld in artikel 9, eerste en derde lid, van de wet.

7. In afwijking van het eerste lid en het tweede lid wordt de afschrijving vastgesteld aan de hand van de in het vijfde lid opgenomen tabel, indien daarop een beroep wordt gedaan in het aangiftebiljet.

8. De inspecteur kan vanaf het afschrijvingsmoment tot en met uiterlijk de zesde werkdag na de dag van het afschrijvingsmoment besluiten dat het motorrijtuig zo spoedig mogelijk moet worden getoond in dezelfde staat als waarin het motorrijtuig verkeerde op het afschrijvingsmoment op een door de inspecteur aan te wijzen plaats en tijdstip. Indien de betaling van de belasting op aangifte na het afschrijvingsmoment plaatsvindt, kan de inspecteur hiertoe besluiten vanaf het afschrijvingsmoment tot en met uiterlijk de zesde werkdag na de dag waarop de betaling is ontvangen door de ontvanger. Totdat het motorrijtuig is getoond, is niet gebleken dat de ter zake van het motorrijtuig verschuldigde belastingen en rechten zijn voldaan als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994. Onder tonen wordt in ieder geval verstaan dat het motorrijtuig wordt geplaatst op de door of namens de inspecteur aangewezen opnameplaats met de wielen op de grond, zonder vervuilingen aan het motorrijtuig die een goede opname in de weg kunnen staan, en dat de sleutel wordt verstrekt om het motorrijtuig te ontsluiten en te starten.

9. Indien de belasting die op aangifte behoort te worden voldaan kennelijk geheel of gedeeltelijk niet is betaald, blijkt in ieder geval niet eerder dan nadat de naheffingsaanslag in zijn geheel is betaald dat de ter zake van het motorrijtuig verschuldigde belastingen en rechten als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994 zijn voldaan.

10. De vermindering van het belastingbedrag, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, is een percentage van het belastingbedrag, zoals aangegeven in de tabel opgenomen in het vijfde lid.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad408x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:63 - Bewijslast bij waardevermindering schadeauto voor berekening rest-BPM - 16 januari 2020

ECLI:NL:HR:2020:6316 januari 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De belastingplichtige die stelt dat een uit een andere lidstaat afkomstige schadeauto een lagere waarde heeft, draagt de bewijslast voor de omvang van deze waardevermindering. Artikel 110 VWEU verzet zich niet tegen deze bewijslastverdeling. Een begroting van herstelkosten vertegenwoordigt niet automatisch de volledige waardevermindering.

Hoge Raad223x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:847 - BPM-afschrijving Kampeerauto: referentievoertuig mag geen kale bestelbus zijn - 11 mei 2017

ECLI:NL:HR:2017:84711 mei 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Voor de bepaling van de BPM-afschrijving op een geïmporteerde gebruikte kampeerauto moet worden uitgegaan van de waardedaling van een vergelijkbare kampeerauto, niet van een bestelauto zonder recreatieve voorzieningen. Er bestaan wezenlijke verschillen die een ander afschrijvingspatroon rechtvaardigen en dit is niet in strijd met artikel 110 VWEU.

Hoge Raad203x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:640 - BPM-afschrijving kampeerauto: taxatierapport toegestaan als voertuig ontbreekt in koerslijst - 19 mei 2022

ECLI:NL:HR:2022:64019 mei 2022Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

Voor de BPM-afschrijving mag de taxatiemethode worden gebruikt als een specifiek voertuig niet in een relevante koerslijst voorkomt. Het bestaan van 'lookalikes' in de lijst is onvoldoende om deze methode uit te sluiten. De bewijslast voor de afschrijving rust op de belastingplichtige.

BelastingrechtMotorrijtuigenbelasting, Procesrecht Belastingen
Hoge Raad211x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:331 - BPM-afschrijving: geen 'ex-rental' vermindering voor auto zonder verhuurverleden - 27 februari 2020

ECLI:NL:HR:2020:33127 februari 2020Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een belastingplichtige mag bij de BPM-berekening via een koerslijst geen extra waardevermindering voor 'ex-rental' toepassen als de auto geen verhuurverleden heeft. Het discriminatieverbod (art. 110 VWEU) verplicht hier niet toe, omdat geen sprake is van gelijksoortige auto's.

Hoge Raad199x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:3603 - Toerekening onrechtmatige wetgeving aan Inspecteur bij proceskostenvergoeding aangiftebelasting - 18 december 2014

ECLI:NL:HR:2014:360318 december 2014Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak

Een te hoge voldoening op aangifte, gebaseerd op een keuzemogelijkheid in een wettelijke regeling die later in strijd met het Unierecht blijkt, is een aan de Inspecteur te wijten onrechtmatigheid. Dit onrechtmatig handelen van de wetgever komt voor rekening van de Inspecteur.

Hoge Raad140x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:415 - BPM-heffing schadevoertuig: herstel vereist vóór waardevermindering en Unierecht - 25 maart 2021

ECLI:NL:HR:2021:41525 maart 2021Dit wetsartikel wordt 21 keer genoemd in deze uitspraak

BPM-vermindering voor een geïmporteerd schadevoertuig mag pas worden vastgesteld na herstel van essentiële gebreken. Deze regeling (art. 8, lid 3, Uitvoeringsregeling BPM) is niet in strijd met het EU-non-discriminatiebeginsel (art. 110 VWEU), omdat de heffing ziet op motorrijtuigen die geschikt zijn voor weggebruik.

BelastingrechtMotorrijtuigenbelasting, Procesrecht Belastingen
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Hoge Raad127x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:318 - BPM-aangifte: niet voldoen aan toonplicht verhindert bewijs van schade niet - 20 februari 2020

ECLI:NL:HR:2020:31820 februari 2020Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

Het niet voldoen aan de toonplicht voor een gebruikte importauto, zoals vereist voor de bpm-aangifte, leidt niet automatisch tot bewijsuitsluiting of een zwaardere bewijslast voor de belastingplichtige. De wet verbindt geen specifieke bewijsrechtelijke gevolgen aan het schenden van deze plicht.

Hoge Raad117x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:45 - BPM-afschrijving bij import: laagste inkoopwaarde van koerslijst is leidend - 26 januari 2017

ECLI:NL:HR:2017:4526 januari 2017Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

Voor de berekening van de BPM-vermindering op een geïmporteerde gebruikte auto moet worden uitgegaan van de laagste handelsinkoopwaarde op een koerslijst: de prijs die een handelaar betaalt aan een particulier. De fiscale herkomst van de auto, zoals aankoop met btw, is irrelevant.

Hoge Raad102x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BV7393 - BPM-afschrijving op importauto's: Berekeningsmethode in strijd met EU-recht - 1 maart 2012

ECLI:NL:HR:2012:BV73931 maart 2012Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

De wettelijke methode voor het berekenen van de BPM-vermindering op ingevoerde gebruikte auto's, die uitgaat van de inkoopwaarde voor de handelaar, is in strijd met artikel 110 VWEU. De waardedaling moet worden bepaald door de consumentenprijs in nieuwstaat te vergelijken met de verkoopwaarde in gebruikte staat.

Hoge Raad64x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1084 - Geen cassatie tegen terugwijzingsuitspraak: eindoordeel hof is bindend - 11 juli 2019

ECLI:NL:HR:2019:108411 juli 2019Dit wetsartikel wordt 15 keer genoemd in deze uitspraak

Indien geen cassatieberoep wordt ingesteld tegen een terugwijzingsuitspraak, zijn de daarin gegeven eindoordelen onherroepelijk. Geschilpunten die definitief zijn beslecht, zoals de verenigbaarheid van nationale regels met Unierecht, kunnen in het verdere verloop van de procedure niet opnieuw aan de orde worden gesteld.

BestuursrechtBestuursprocesrecht
BelastingrechtMotorrijtuigenbelasting