Artikel 3
1. Als besluiten als bedoeld in artikel 39d, eerste lid, van de Gaswet worden aangewezen besluiten als bedoeld in:
a. de artikelen 2.1, eerste lid, en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, met inbegrip van een eventueel benodigde verklaring van geen bedenkingen, voor zover de desbetreffende omgevingsvergunning in elk geval betrekking heeft op een van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, b, c, e, f en g, van die wet, of op projecten of handelingen als bedoeld in artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht; b. de artikelen 2.7, tweede lid, 3.3, eerste en derde lid, 3.8, eerste en derde lid, en 3.10, tweede lid in samenhang met 3.8, eerste of derde lid, van de Wet natuurbescherming; c. artikel 16.5, eerste lid, van de Wet milieubeheer; d. de artikelen 6.2, 6.4 en 6.5 van de Waterwet; e. vervallen; f. artikel 11, tweede lid, van de Monumentenwet 1988, zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Erfgoedwet; g. artikel 19, eerste lid, van de Spoorwegwet; h. artikel 2, eerste lid, van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken.
2. Als besluiten als bedoeld in artikel 39d, eerste lid, van de Gaswet worden voorts aangewezen besluiten op grond van een bepaling in een verordening van een waterschap met betrekking tot het verrichten of doen verrichten van handelingen aan of nabij een watergang of waterkering.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2024]