Terug naar bibliotheek
Tijdelijk besluit experiment regelrechterArtikel 7. – Aanbrengen zaak

Artikel 7. – Aanbrengen zaak

Laatste versie

1. De eiser kan een zaak starten door middel van het aanvraagformulier. Hij kan het aanvraagformulier indienen per gewone post, langs elektronische weg, door afgifte aan de balie van de rechtbank of, voor zover aanwezig, deponering in de brievenbus.

2. Het aanvraagformulier, dat door eiser wordt ondertekend, vermeldt ten minste de volgende gegevens:

a. de naam, adres en woonplaatsgegevens van eiser, gedaagde(n) en eventuele gemachtigde(n); b. de telefoonnummers en e-mailadressen van eiser, gedaagde(n) en eventuele gemachtigde(n); c. de eis en eventuele nevenvorderingen; d. het door gedaagde aangevoerde standpunt, voor zover bekend; en e. een beschrijving van de bijgevoegde bewijsstukken.

3. De regelrechter beoordeelt na ontvangst van het aanvraagformulier op basis van artikel 4 of de zaak in behandeling wordt genomen.

4. Als blijkt dat er in het ingediende aanvraagformulier informatie ontbreekt die essentieel is voor behandeling van de zaak door de regelrechter, verzoekt de griffier de eiser het formulier binnen tien dagen aan te vullen. Van deze termijn kan de eiser uitstel vragen, waarna de regelrechter beslist of dit uitstel wordt verleend. Uitstel kan telefonisch of langs elektronische weg en anders op papier worden verzocht en over de beslissing daarop worden partijen op dezelfde wijze geïnformeerd.

5. Als de eiser niet of onvoldoende gehoor geeft aan het verzoek, genoemd in het vierde lid, of indien blijkt dat de zaak niet in aanmerking komt voor behandeling door de regelrechter, bericht de griffie de eiser daarover en deelt de griffie daarbij mee:

a. op welke wijze de zaak in behandeling genomen kan worden in een reguliere procedure, en b. dat aan de indiening van het aanvraagformulier geen rechtsgevolgen zijn verbonden.

6. In afwijking van het vijfde lid, onderdeel b, is de zaak aanhangig vanaf de datum waarop het aanvraagformulier is ingediend, voor zover dit nodig is om de verjaring van een rechtsvordering of het verval van een recht te voorkomen, en onder de voorwaarde dat de eiser binnen drie weken na de datum van verzending van het bericht, bedoeld in het vijfde lid, de zaak alsnog in een reguliere procedure aanbrengt of de verjaring op andere wijze stuit.