Artikel 6:6:12 (Vereisten vordering verlenging terbeschikkingstelling)
1. Indien de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd, worden bij de vordering tot verlenging overgelegd:
a. een recent opgemaakt, met redenen omkleed en ondertekend advies afkomstig van het hoofd of de directeur van de instelling; b. een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de ter beschikking gestelde.
2. Indien de ter beschikking gestelde niet van overheidswege wordt verpleegd, wordt bij de vordering overgelegd een recent opgemaakt, met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies van de reclassering en van een psychiater of een psycholoog, die zelf de ter beschikking gestelde heeft onderzocht.
3. Indien het openbaar ministerie een verlenging vordert waardoor de totale duur van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege een periode van vier jaar of van een veelvoud van vier jaar te boven gaat, legt het bij de vordering tevens over een recent opgemaakt advies van twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines – waaronder een psychiater – gezamenlijk, dan wel adviezen van ieder van hen afzonderlijk. Deze gedragsdeskundigen mogen op het ogenblik waarop zij het advies uitbrengen en ten tijde van het onderzoek dat zij daarvoor verrichten niet verbonden zijn aan de instelling waarin de ter beschikking gestelde wordt verpleegd. Het voorgaande vindt geen toepassing indien de ter beschikking gestelde weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek dat ten behoeve van het advies moet worden verricht. Voor zover mogelijk maken de gedragsdeskundigen gezamenlijk dan wel ieder van hen afzonderlijk over de reden van de weigering rapport op. Het openbaar ministerie legt zo mogelijk een ander advies of rapport omtrent de wenselijkheid of noodzakelijkheid van een verlenging van de terbeschikkingstelling, aan de totstandkoming waarvan de betrokkene wel bereid is om medewerking te verlenen, over.
4. De ter beschikking gestelde kan in het geval, bedoeld in het derde lid, op last van Onze Minister, voor een periode van ten hoogste zeven weken ter observatie worden overgebracht naar een psychiatrisch ziekenhuis of een instelling tot klinische observatie bestemd. Het verblijf in de instelling geldt als verpleging van overheidswege. De last tot overbrenging wordt niet gegeven dan nadat de ter beschikking gestelde en zijn raadsman ter zake zijn gehoord althans daartoe in de gelegenheid zijn gesteld. Artikel 273, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.
5. Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien de last tot hervatting van de verpleging van overheidswege betrekking heeft op een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, en tussen de datum van uitzetting van de veroordeelde en de datum van indiening van de vordering door het openbaar ministerie een periode van drie jaar of meer is gelegen.
6. Indien de vordering tot verlenging wordt ingediend binnen twee maanden na de beslissing in beroep op de beslissing waarbij de terbeschikkingstelling met een jaar is verlengd, behoeft bij de vordering geen advies als bedoeld in het eerste lid, onder a, te worden overgelegd.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd, worden bij de vordering tot verlenging overgelegd:
Dit betekent dat als de persoon die onder een terbeschikkingstelling (TBS) valt, door de overheid wordt verpleegd, er bij de aanvraag (vordering) om deze TBS te verlengen, bepaalde documenten moeten worden ingediend (overgelegd).
a. een recent opgemaakt, met redenen omkleed en ondertekend advies afkomstig van het hoofd of de directeur van de instelling;
Dit houdt in dat een van de vereiste documenten een advies is dat kortgeleden is opgesteld, voorzien is van een onderbouwing (met redenen omkleed), en ondertekend is door het hoofd of de directeur van de instelling waar de ter beschikking gestelde verblijft.
b. een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de ter beschikking gestelde.
Dit betekent dat er ook een kopie (afschrift) moet worden overgelegd van de notities (aantekeningen) die gemaakt zijn over de fysieke (lichamelijke) en psychische (geestelijke) toestand (gesteldheid) van de persoon die onder TBS staat.
2. Indien de ter beschikking gestelde niet van overheidswege wordt verpleegd, wordt bij de vordering overgelegd een recent opgemaakt, met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies van de reclassering en van een psychiater of een psycholoog, die zelf de ter beschikking gestelde heeft onderzocht.
Dit lid beschrijft de situatie waarin de ter beschikking gestelde persoon niet door de overheid wordt verpleegd. In dat geval moet bij de vordering tot verlenging een advies worden overgelegd dat recent is opgemaakt, met redenen is omkleed, gedagtekend is (voorzien van een datum) en ondertekend is. Dit advies moet afkomstig zijn van de reclassering én van een psychiater of een psycholoog die de ter beschikking gestelde persoon zelf heeft onderzocht.
3. Indien het openbaar ministerie een verlenging vordert waardoor de totale duur van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege een periode van vier jaar of van een veelvoud van vier jaar te boven gaat, legt het bij de vordering tevens over een recent opgemaakt advies van twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines – waaronder een psychiater – gezamenlijk, dan wel adviezen van ieder van hen afzonderlijk. Deze gedragsdeskundigen mogen op het ogenblik waarop zij het advies uitbrengen en ten tijde van het onderzoek dat zij daarvoor verrichten niet verbonden zijn aan de instelling waarin de ter beschikking gestelde wordt verpleegd. Het voorgaande vindt geen toepassing indien de ter beschikking gestelde weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek dat ten behoeve van het advies moet worden verricht. Voor zover mogelijk maken de gedragsdeskundigen gezamenlijk dan wel ieder van hen afzonderlijk over de reden van de weigering rapport op. Het openbaar ministerie legt zo mogelijk een ander advies of rapport omtrent de wenselijkheid of noodzakelijkheid van een verlenging van de terbeschikkingstelling, aan de totstandkoming waarvan de betrokkene wel bereid is om medewerking te verlenen, over.
Dit lid bepaalt dat als het openbaar ministerie een verlenging aanvraagt (vordert) die ervoor zorgt dat de totale duur van de terbeschikkingstelling met een bevel tot verpleging door de overheid langer wordt dan vier jaar (of een veelvoud daarvan, zoals acht of twaalf jaar), het openbaar ministerie bij de vordering ook een recent opgemaakt advies moet overleggen. Dit advies moet komen van twee gedragsdeskundigen uit verschillende vakgebieden (disciplines), waarvan er één een psychiater moet zijn. Zij kunnen dit advies gezamenlijk opstellen of ieder afzonderlijk. Een belangrijke voorwaarde is dat deze gedragsdeskundigen op het moment dat zij het advies geven en tijdens het onderzoek daarvoor, niet mogen werken voor (verbonden zijn aan) de instelling waar de ter beschikking gestelde wordt verpleegd. De hiervoor genoemde regel (het overleggen van advies van twee gedragsdeskundigen) geldt niet als de ter beschikking gestelde weigert mee te werken aan het onderzoek dat nodig is voor het advies. In dat geval moeten de gedragsdeskundigen, indien mogelijk, gezamenlijk of afzonderlijk een rapport opmaken over de reden van deze weigering. Het openbaar ministerie moet dan, als dat kan, een ander advies of rapport overleggen over de vraag of een verlenging van de terbeschikkingstelling wenselijk of noodzakelijk is, een advies of rapport waaraan de betrokkene wel bereid is medewerking te verlenen.
4. De ter beschikking gestelde kan in het geval, bedoeld in het derde lid, op last van Onze Minister, voor een periode van ten hoogste zeven weken ter observatie worden overgebracht naar een psychiatrisch ziekenhuis of een instelling tot klinische observatie bestemd. Het verblijf in de instelling geldt als verpleging van overheidswege. De last tot overbrenging wordt niet gegeven dan nadat de ter beschikking gestelde en zijn raadsman ter zake zijn gehoord althans daartoe in de gelegenheid zijn gesteld. Artikel 273, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.
Dit lid stelt dat in de situatie die in het derde lid wordt genoemd (verlenging boven vier jaar of een veelvoud daarvan), de ter beschikking gestelde persoon op bevel (last) van Onze Minister (de Minister van Justitie en Veiligheid) voor maximaal zeven weken kan worden overgebracht naar een psychiatrisch ziekenhuis of een instelling die bedoeld is voor klinische observatie. Het verblijf in zo'n instelling wordt beschouwd als verpleging van overheidswege. Een bevel tot overbrenging mag pas worden gegeven nadat de ter beschikking gestelde persoon en zijn advocaat (raadsman) hierover zijn gehoord, of tenminste de kans hebben gehad om hierover gehoord te worden. Artikel 273, eerste lid (vermoedelijk een artikel over het horen van betrokkenen), is op overeenkomstige wijze van toepassing.
5. Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien de last tot hervatting van de verpleging van overheidswege betrekking heeft op een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, en tussen de datum van uitzetting van de veroordeelde en de datum van indiening van de vordering door het openbaar ministerie een periode van drie jaar of meer is gelegen.
Dit lid bepaalt dat de regels uit het derde en vierde lid (over het advies van gedragsdeskundigen en de observatieperiode) ook gelden (van overeenkomstige toepassing zijn) in een specifieke situatie. Deze situatie betreft een bevel tot hervatting van de verpleging van overheidswege voor een vreemdeling die niet legaal (rechtmatig) in Nederland verblijft volgens artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit is het geval als er tussen de datum waarop de veroordeelde is uitgezet en de datum waarop het openbaar ministerie de vordering indient, een periode van drie jaar of langer ligt.
6. Indien de vordering tot verlenging wordt ingediend binnen twee maanden na de beslissing in beroep op de beslissing waarbij de terbeschikkingstelling met een jaar is verlengd, behoeft bij de vordering geen advies als bedoeld in het eerste lid, onder a, te worden overgelegd.
Dit lid geeft een uitzondering. Als de aanvraag (vordering) tot verlenging van de TBS wordt ingediend binnen twee maanden nadat er in hoger beroep is beslist over een eerdere verlenging van de TBS met een jaar, dan hoeft het advies dat genoemd wordt in het eerste lid, onderdeel a (het advies van het hoofd of de directeur van de instelling), niet bij de vordering te worden gevoegd (overgelegd).