Artikel 41 (Aanwijzing raadsman: verzoek en rechterlijke last)
1. Het bestuur van de raad voor rechtsbijstand wijst op verzoek van de verdachte voor hem een raadsman aan, indien hij anders dan krachtens een bevel tot inverzekeringstelling rechtens van zijn vrijheid is beroofd en vervolging tegen hem is aangevangen, tenzij hij door de duur van zijn vrijheidsberoving niet in zijn verdediging kan zijn of worden geschaad.
2. Indien de voorzitter van het gerecht van oordeel is dat aan een verdachte die zich in vrijheid bevindt en die geen raadsman heeft, in het belang van zijn verdediging rechtsbijstand moet worden verleend nadat de zaak op de terechtzitting aanhangig is gemaakt, geeft hij last aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand om een raadsman aan te wijzen.
Uitleg in duidelijke taal
1. Het bestuur van de raad voor rechtsbijstand wijst op verzoek van de verdachte voor hem een raadsman aan, indien hij anders dan krachtens een bevel tot inverzekeringstelling rechtens van zijn vrijheid is beroofd en vervolging tegen hem is aangevangen, tenzij hij door de duur van zijn vrijheidsberoving niet in zijn verdediging kan zijn of worden geschaad.
Dit betekent dat het bestuur van de raad voor rechtsbijstand een raadsman voor de verdachte aanwijst als de verdachte hierom verzoekt. Dit gebeurt indien de verdachte rechtens van zijn vrijheid is beroofd op een andere wijze dan krachtens een bevel tot inverzekeringstelling, én de vervolging tegen hem is aangevangen. Deze aanwijzing vindt echter niet plaats als de verdachte door de duur van zijn vrijheidsberoving niet in zijn verdediging kan zijn of worden geschaad.
2. Indien de voorzitter van het gerecht van oordeel is dat aan een verdachte die zich in vrijheid bevindt en die geen raadsman heeft, in het belang van zijn verdediging rechtsbijstand moet worden verleend nadat de zaak op de terechtzitting aanhangig is gemaakt, geeft hij last aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand om een raadsman aan te wijzen.
Dit betekent dat als de voorzitter van het gerecht oordeelt (van oordeel is) dat aan een verdachte die zich in vrijheid bevindt en geen raadsman heeft, rechtsbijstand moet worden verleend in het belang van zijn verdediging nadat de zaak op de terechtzitting aanhangig is gemaakt, de voorzitter het bestuur van de raad voor rechtsbijstand een last geeft om een raadsman aan te wijzen.