Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2008:BD7809

Arrest

ECLI:NL:HR:2008:BD780921 oktober 2008Deze uitspraak is in 4 latere zaken aangehaald

Arrest inhoud

21 oktober 2008

Strafkamer

nr. 01796/07

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 7 december 2006, nummer 24/000152-06, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.R.M. Noppen, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Schipper heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2. Beoordeling van het middel

2.1. Het middel behelst de klacht dat art. 41 Sv is geschonden aangezien niet ambtshalve een (opvolgend) raadsman aan de verdachte is toegevoegd.

2.2. In het dossier bevinden zich, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, de volgende stukken.

(i) Een door het Hof op 1 maart 2006 verleend bevel tot verlenging van de gevangenhouding van de verdachte.

(ii) Een op 4 oktober 2006 door de voorzitter van het Hof gegeven en tot de Raad voor Rechtsbijstand te 's-Gravenhage gerichte last tot toevoeging van mr. M.A.J. Beers als raadsvrouwe aan de verdachte.

(iii) Een aan het Hof gerichte brief van de raadsvrouwe van de verdachte van 16 november 2006, inhoudende, voor zover hier van belang:

"Op donderdag 23 november a.s. te 11.30 uur wordt de strafzaak behandeld tegen [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats]. In deze zaak heb ik mij gesteld.

Ik heb echter geen contact meer met [verdachte]. Ik zal [verdachte] ter zitting dan ook niet langer ter zijde staan."

(iv) Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 23 november 2006 inhoudende dat aldaar de verdachte noch zijn raadsvrouwe is verschenen, alsmede dat het Hof - nadat de voorzitter mededeling had gedaan van de inhoud van de brief van de raadsvrouwe - verstek heeft verleend tegen de niet verschenen verdachte, met bevel dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.

2.3. Het middel steunt op de opvatting dat de enkele mededeling van de raadsvrouwe dat zij de verdachte niet langer ter terechtzitting ter zijde staat, moet worden gelijkgesteld met het in art. 41 Sv voorziene geval dat de verdachte geen raadsman heeft. Die opvatting is onjuist. Die enkele mededeling doet immers de toevoeging niet eindigen.

2.4. Het middel faalt.

3. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 21 oktober 2008.