Artikel 301 (Voorlezing en inhoudsmededeling processtukken)
1. Processen-verbaal, verslagen van deskundigen of andere stukken worden op last van de voorzitter, wanneer een van de rechters of de officier van justitie dit verlangt, voorgelezen.
2. Voorlezing heeft ook plaats op verzoek van de verdachte, tenzij de rechtbank ambtshalve of op vordering van de officier van justitie anders beveelt.
3. De voorlezing van de stukken kan, tenzij de officier van justitie of de verdachte zich daar op redelijke gronden tegen verzet, worden vervangen door een mondelinge mededeling van de korte inhoud door de voorzitter.
4. Ten bezware van de verdachte wordt geen acht geslagen op stukken, die niet zijn voorgelezen of waarvan de korte inhoud niet overeenkomstig het derde lid is meegedeeld.
Uitleg in duidelijke taal
1. Processen-verbaal, verslagen van deskundigen of andere stukken worden op last van de voorzitter, wanneer een van de rechters of de officier van justitie dit verlangt, voorgelezen.
Dit betekent dat officiële rapporten (processen-verbaal), rapporten van deskundigen (verslagen van deskundigen) of andere documenten (stukken) hardop worden voorgelezen op bevel (op last) van de voorzitter van de rechtbank, indien een van de rechters of de officier van justitie hierom vraagt (dit verlangt).
2. Voorlezing heeft ook plaats op verzoek van de verdachte, tenzij de rechtbank ambtshalve of op vordering van de officier van justitie anders beveelt.
Dit houdt in dat het voorlezen van stukken ook gebeurt (heeft ook plaats) als de verdachte hierom verzoekt, behalve als (tenzij) de rechtbank uit eigen beweging (ambtshalve) of op eis (op vordering) van de officier van justitie een andere beslissing neemt (anders beveelt).
3. De voorlezing van de stukken kan, tenzij de officier van justitie of de verdachte zich daar op redelijke gronden tegen verzet, worden vervangen door een mondelinge mededeling van de korte inhoud door de voorzitter.
Dit betekent dat het voorlezen van de documenten (stukken) vervangen kan worden doordat de voorzitter mondeling de korte inhoud ervan meedeelt, tenzij de officier van justitie of de verdachte zich hiertegen met goede (redelijke) redenen (gronden) verzet.
4. Ten bezware van de verdachte wordt geen acht geslagen op stukken, die niet zijn voorgelezen of waarvan de korte inhoud niet overeenkomstig het derde lid is meegedeeld.
Dit houdt in dat er geen rekening wordt gehouden (geen acht geslagen op) met documenten (stukken) op een manier die nadelig is (ten bezware) voor de verdachte, als deze documenten niet zijn voorgelezen of als de korte inhoud ervan niet is meegedeeld zoals beschreven in het derde lid.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2022:1252 - Hoge Raad stelt kaders voor procesafspraken in strafzaken - 26 september 2022
Procesafspraken zijn toegestaan, maar de rechter behoudt zijn zelfstandige verantwoordelijkheid. De rechter moet toetsen of de verdachte vrijwillig, geïnformeerd en ondubbelzinnig afstand doet van verdedigingsrechten, en is niet gebonden aan het voorstel als de uitkomst onredelijk is in verhouding tot de ernst van de zaak.
ECLI:NL:HR:2016:522 - Internetbronnen als bewijs: Geen feit van algemene bekendheid zonder meer - 28 maart 2016
De Hoge Raad oordeelt dat informatie niet enkel door de vindbaarheid op internet als feit van algemene bekendheid (art. 339 lid 2 Sv) geldt. Dergelijke, vaak specialistische, gegevens moeten ter zitting aan de orde worden gesteld om het bewijsrechtelijke voorschrift van art. 301 lid 4 Sv te respecteren.
ECLI:NL:HR:2011:BN4351 - Vrijwillige terugtred bij medeplegen: geen automatische doorwerking naar mededaders - 11 april 2011
De Hoge Raad oordeelt dat vrijwillige terugtred (art. 46b Sr) een persoonlijke omstandigheid is. Bij medeplegen van een poging werkt de terugtred van één dader niet automatisch door naar de andere medeplegers van wie niet is vastgesteld dat de terugtred (mede) van hun wil afhankelijk was.
ECLI:NL:HR:2013:BX4605 - Hoge Raad - 7 januari 2013
ECLI:NL:HR:2011:BR0403 - Gebruik getuigenverklaring van eerdere zitting na terugwijzing door Hoge Raad - 19 september 2011
Een getuigenverklaring, afgelegd op een zitting vóór terugwijzing door de Hoge Raad, mag in de nieuwe procedure worden gebruikt. Hiervoor is geen nieuw verhoor vereist, mits de verklaring op de nadere zitting wordt voorgelezen of de korte inhoud ervan wordt medegedeeld conform art. 301 lid 4 Sv.
ECLI:NL:HR:2017:797 - Niet-ontvankelijkverklaring cassatieberoep op grond van artikel 80a Wet RO - 6 februari 2017
De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep niet-ontvankelijk op grond van artikel 80a Wet RO. De aangevoerde klachten, betreffende onder meer de bewijsmotivering en het niet voorhouden van stukken, rechtvaardigen volgens de Raad geen inhoudelijke behandeling in cassatie.
ECLI:NL:HR:2018:1125 - Gebruik van Google Maps als feit van algemene bekendheid in bewijsvoering - 9 juli 2018
Informatie van Google Maps kan een feit van algemene bekendheid zijn als deze geen specialistische kennis vereist en de juistheid niet redelijkerwijs betwistbaar is. Een rechter hoeft dergelijke informatie niet verplicht ter zitting aan de orde te stellen.