Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel I. Strafvordering in het algemeen
Eerste afdeeling. Inleidende bepaling
Artikel 1

Artikel 1 (Legaliteitsbeginsel strafvordering)

Laatste versie

Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien.

Uitleg in duidelijke taal

Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien.

Dit betekent letterlijk dat strafvordering uitsluitend mag plaatsvinden op de manier (de wijze) die in de wet is bepaald en omschreven (voorzien).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad295x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1252 - Hoge Raad stelt kaders voor procesafspraken in strafzaken - 26 september 2022

ECLI:NL:HR:2022:125226 september 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Procesafspraken zijn toegestaan, maar de rechter behoudt zijn zelfstandige verantwoordelijkheid. De rechter moet toetsen of de verdachte vrijwillig, geïnformeerd en ondubbelzinnig afstand doet van verdedigingsrechten, en is niet gebonden aan het voorstel als de uitkomst onredelijk is in verhouding tot de ernst van de zaak.

StrafrechtStrafprocesrecht, Europees Strafrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad38x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AU5496 - Hoge Raad - 13 maart 2006

ECLI:NL:HR:2006:AU549613 maart 2006Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad34x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:1806 - Geen rol voor burgerlijke rechter in strafproces: de grens van aanvullende rechtsbescherming - 27 september 2018

ECLI:NL:HR:2018:180627 september 2018Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De burgerlijke rechter kan geen voorzieningen treffen die uitsluitend dienen ter bescherming van processuele belangen in een procedure bij een andere rechter, zoals het strafproces. Partijen zijn voor dergelijke verzoeken aangewezen op de regels en mogelijkheden van die specifieke rechtsgang.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht
StrafrechtStrafprocesrecht
Parket bij de Hoge Raad

ECLI:NL:PHR:2024:364 - Parket bij de Hoge Raad - 4 april 2024

ECLI:NL:PHR:2024:3644 april 2024Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:123 - Onrechtmatig smartphone-onderzoek: wanneer volstaat constatering van een vormverzuim? - 17 februari 2020

ECLI:NL:HR:2020:12317 februari 2020Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Een onrechtmatige doorzoeking van een smartphone, die een vormverzuim oplevert, leidt niet automatisch tot bewijsuitsluiting. De Hoge Raad oordeelt dat het volstaan met de constatering van het verzuim voldoende kan zijn, met name als opsporingsambtenaren te goeder trouw handelden en er geen concreet nadeel is.

StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:1536 - Vordering identiteitsbewijs: wanneer is het redelijkerwijs noodzakelijk voor de politietaak? - 10 september 2018

ECLI:NL:HR:2018:153610 september 2018Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

De bevoegdheid tot het vorderen van een identiteitsbewijs (art. 8 Politiewet 2012) is rechtmatig als dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de politietaak. Omstandigheden zoals het tijdstip, de locatie met een geschiedenis van criminaliteit en andere verdachte feiten kunnen deze noodzaak rechtvaardigen.

Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AO9013 - Hoge Raad - 15 september 2005

ECLI:NL:HR:2005:AO901315 september 2005Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1880:1 - Hoge Raad - 18 januari 1880

ECLI:NL:HR:1880:118 januari 1880Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Parket bij de Hoge Raad

ECLI:NL:PHR:2024:69 - Parket bij de Hoge Raad - 22 januari 2024

ECLI:NL:PHR:2024:6922 januari 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1947:102 - Hoge Raad - 24 februari 1947

ECLI:NL:HR:1947:10224 februari 1947Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak