Artikel 69 (Herstel verkeerd ingeleide procedure)
1. Indien een procedure met een verzoekschrift is ingeleid in plaats van met een dagvaarding of met een dagvaarding in plaats van met een verzoekschrift, beveelt de rechter, zo nodig, de aanlegger binnen een door de rechter te bepalen termijn op kosten van de aanlegger het stuk waarmee de procedure is ingeleid, te verbeteren of aan te vullen. De procedure is aanhangig vanaf de oorspronkelijke dag van indiening of dagvaarding.
2. De rechter beveelt voorts, zo nodig met verwijzing naar een andere kamer, dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure respectievelijk de verzoekschriftprocedure.
3. Beveelt de rechter dat de procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure, dan bepaalt hij tevens een dag waarop de zaak op de rol zal komen. Heeft nog geen oproeping van de verweerder plaatsgevonden, dan beveelt hij dat deze dag door de aanlegger bij exploot aan de verweerder wordt aangezegd.
4. De rechter stelt partijen, zo nodig, in de gelegenheid hun stellingen aan de dan toepasselijke procesregels aan te passen.
5. Tegen een beslissing ingevolge het eerste, tweede, derde of vierde lid staat geen hogere voorziening open.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien een procedure met een verzoekschrift is ingeleid in plaats van met een dagvaarding of met een dagvaarding in plaats van met een verzoekschrift, beveelt de rechter, zo nodig, de aanlegger binnen een door de rechter te bepalen termijn op kosten van de aanlegger het stuk waarmee de procedure is ingeleid, te verbeteren of aan te vullen. De procedure is aanhangig vanaf de oorspronkelijke dag van indiening of dagvaarding.
Dit betekent dat als een gerechtelijke procedure is gestart met een verzoekschrift terwijl een dagvaarding vereist was, of andersom met een dagvaarding terwijl een verzoekschrift nodig was, de rechter de eisende partij (aanlegger) kan bevelen om, indien nodig, binnen een door de rechter vastgestelde termijn en op kosten van de aanlegger, het document waarmee de procedure is begonnen (het stuk) te corrigeren (verbeteren) of aan te vullen. De procedure wordt geacht te zijn begonnen (aanhangig) op de oorspronkelijke datum van indiening van het verzoekschrift of het uitbrengen van de dagvaarding.
2. De rechter beveelt voorts, zo nodig met verwijzing naar een andere kamer, dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure respectievelijk de verzoekschriftprocedure.
Dit betekent verder dat de rechter, indien nodig en eventueel met verwijzing naar een andere afdeling of kamer van de rechtbank, beveelt dat de procedure wordt voortgezet in de staat waarin deze zich op dat moment bevindt. Deze voortzetting moet dan gebeuren volgens de procesregels die van toepassing zijn op de dagvaardingsprocedure of de verzoekschriftprocedure, afhankelijk van welke procedure correct is.
3. Beveelt de rechter dat de procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure, dan bepaalt hij tevens een dag waarop de zaak op de rol zal komen. Heeft nog geen oproeping van de verweerder plaatsgevonden, dan beveelt hij dat deze dag door de aanlegger bij exploot aan de verweerder wordt aangezegd.
Dit houdt in dat als de rechter beveelt dat de procedure verder moet gaan volgens de regels van de dagvaardingsprocedure, hij ook een datum vaststelt waarop de zaak op de zittingslijst (rol) zal worden geplaatst. Als de verweerder (de tegenpartij) nog niet officieel is opgeroepen, dan beveelt de rechter dat de aanlegger (de eisende partij) deze datum via een officieel deurwaardersexploot (exploot) aan de verweerder moet meedelen (aanzeggen).
4. De rechter stelt partijen, zo nodig, in de gelegenheid hun stellingen aan de dan toepasselijke procesregels aan te passen.
Dit betekent dat de rechter, indien nodig, de betrokken partijen de mogelijkheid geeft om hun argumenten en standpunten (stellingen) aan te passen aan de procesregels die vanaf dat moment van toepassing zijn op de procedure.
5. Tegen een beslissing ingevolge het eerste, tweede, derde of vierde lid staat geen hogere voorziening open.
Dit betekent dat tegen een beslissing van de rechter die is genomen op basis van (ingevolge) het eerste, tweede, derde of vierde lid van dit artikel, geen beroep bij een hogere rechter (hogere voorziening) mogelijk is.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2015:1689
ECLI:NL:HR:2005:AS5824
ECLI:NL:HR:2018:773 - Aanhangigheid buitenlandse hoofdzaak bepaalt tijdige eisinstelling na conservatoir beslag
Voor het tijdig instellen van de eis in de hoofdzaak (art. 700 lid 3 Rv) na conservatoir beslag, is het moment van aanhangigheid volgens het buitenlandse recht beslissend. Het ex parte-karakter van de eerste proceshandeling staat hieraan niet in de weg.
ECLI:NL:HR:2023:840
ECLI:NL:HR:2021:1673
ECLI:NL:HR:2024:400 - Hoge Raad: Peildatum voor re-integratiebelang bij slapend dienstverband is moment van beëindigingsvoorstel
De Hoge Raad oordeelt dat bij een verzoek tot beëindiging van een slapend dienstverband, het moment van het voorstel van de werknemer de peildatum is om te beoordelen of de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding, zoals reële re-integratiemogelijkheden.