ECLI:NL:HR:2013:BY7841
Arrest
Arrest inhoud
29 maart 2013
Eerste Kamer
12/00122
RM/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. M.L. Kleyn,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 152963 FA RK 05-4609 van de rechtbank Breda van 23 januari 2007, 13 november 2007, 24 februari 2009, 28 april 2009, 3 juli 2009 en 16 maart 2010;
b. de beschikkingen in de zaak HV 200.065.556 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 maart 2011 en 27 september 2011.
De beschikkingen van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof van 27 september 2011 heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding en het herstelexploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen de man is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt ertoe dat de Hoge Raad:
-
beveelt dat de procedure zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure, en
-
bepaalt dat de griffier afschriften van de dagvaardingsexploten en van het door de Hoge Raad gewezen arrest toezendt aan de man.
3. Beoordeling van de wijze waarop de procedure in cassatie is ingeleid
De vrouw heeft bij inleidend verzoekschrift de rechtbank verzocht echtscheiding uit te spreken en tevens een aantal nevenvoorzieningen te treffen. De man heeft bij verweerschrift de verzochte nevenvoorzieningen gedeeltelijk bestreden en van zijn kant een aantal zelfstandige verzoeken ingediend, waaronder een verzoek tot afwikkeling van het periodiek verrekenbeding, welke afwikkeling volgens de man resulteert in een vordering van hem op de vrouw.
Nu de vrouw bij verzoekschrift in hoger beroep is gegaan van de beschikking van de rechtbank, waarin voormeld zelfstandig verzoek van de man is toegewezen, en het hof bij beschikking uitspraak heeft gedaan, had de vrouw, ingevolge art. 426a Rv, het beroep in cassatie bij verzoekschrift dienen in te stellen.
De Hoge Raad zal als volgt beslissen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
beveelt dat de procedure zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure;
bepaalt dat de griffier afschriften van de cassatiedagvaarding en het herstelexploot alsmede van dit arrest toezendt aan de man, en hem in de gelegenheid stelt een verweerschrift in te dienen.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 29 maart 2013.