Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad
Tweede titel. De dagvaardingsprocedure in eerste aanleg
Dertiende afdeling. Afbreking van de instantie
§ 3. Verval van instantie
Artikel 251

Artikel 251 (Verval van instantie door processtilstand)

Laatste versie

1. Indien de proceshandeling waarvoor de zaak staat, langer dan twaalf maanden niet is verricht, bepaalt de rechter op verlangen van de wederpartij van de partij die de proceshandeling moet verrichten, een roldatum waarop deze wederpartij verval van instantie kan vorderen, dan wel kan vragen om een laatste uitstel te verlenen aan de partij die de proceshandeling moet verrichten of om vonnis te wijzen. De rechter kan hiertoe, eveneens na verloop van twaalf maanden, ook ambtshalve een roldatum bepalen.

2. De in het eerste lid bedoelde roldatum wordt in beide gevallen bepaald op een termijn van ten hoogste drie maanden.

3. Verval van instantie kan op de bepaalde roldatum slechts worden gevorderd indien het voornemen daartoe ten minste twee weken vóór die roldatum aan de nalatige partij is aangezegd.

4. De rechter wijst de vordering tot verval van instantie toe, tenzij voor of op die roldatum

a. de proceshandeling alsnog wordt verricht, of b. de wederpartij van de partij die het verval vordert, aannemelijk maakt dat voor de vertraging van het geding een reden bestaat die deze in redelijkheid kan rechtvaardigen.

5. Indien op de ingevolge het eerste lid bepaalde roldatum de proceshandeling waarvoor de zaak staat niet alsnog is of wordt verricht, en voorts de wederpartij van degene die de proceshandeling moet verrichten geen verval van instantie vordert noch zich anderszins uitlaat over de voortgang van het geding als bedoeld in het eerste lid, wordt de zaak op de rol doorgehaald.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien de proceshandeling waarvoor de zaak staat, langer dan twaalf maanden niet is verricht, bepaalt de rechter op verlangen van de wederpartij van de partij die de proceshandeling moet verrichten, een roldatum waarop deze wederpartij verval van instantie kan vorderen, dan wel kan vragen om een laatste uitstel te verlenen aan de partij die de proceshandeling moet verrichten of om vonnis te wijzen. De rechter kan hiertoe, eveneens na verloop van twaalf maanden, ook ambtshalve een roldatum bepalen.

Dit lid bepaalt dat indien een proceshandeling, waarvoor de zaak op de rol staat, langer dan twaalf maanden niet is verricht, de rechter een roldatum vaststelt. Dit gebeurt op verlangen van de wederpartij van de partij die de proceshandeling had moeten verrichten. Op deze roldatum heeft de wederpartij de keuze: zij kan verval van instantie vorderen, of zij kan verzoeken om een laatste uitstel toe te kennen aan de partij die de proceshandeling moet verrichten, of zij kan vragen om vonnis te wijzen. Verder kan de rechter, eveneens na het verstrijken van twaalf maanden, ook ambtshalve (uit eigen beweging) een roldatum bepalen.

2. De in het eerste lid bedoelde roldatum wordt in beide gevallen bepaald op een termijn van ten hoogste drie maanden.

Dit lid specificeert dat de roldatum die in het eerste lid wordt genoemd, in beide gevallen (zowel op verzoek van een partij als ambtshalve door de rechter) wordt vastgesteld op een termijn van ten hoogste drie maanden.

3. Verval van instantie kan op de bepaalde roldatum slechts worden gevorderd indien het voornemen daartoe ten minste twee weken vóór die roldatum aan de nalatige partij is aangezegd.

Volgens dit lid kan verval van instantie op de vastgestelde roldatum slechts worden gevorderd indien de partij die het verval vordert, haar voornemen daartoe (om verval te vorderen) ten minste twee weken vóór die roldatum heeft aangezegd (officieel medegedeeld) aan de nalatige partij (de partij die de proceshandeling niet heeft verricht).

4. De rechter wijst de vordering tot verval van instantie toe, tenzij voor of op die roldatum

De rechter wijst de vordering tot verval van instantie toe (keurt deze goed), tenzij zich voor of op die roldatum een van de volgende omstandigheden voordoet:

a. de proceshandeling alsnog wordt verricht, of

de proceshandeling alsnog wordt uitgevoerd (verricht), of

b. de wederpartij van de partij die het verval vordert, aannemelijk maakt dat voor de vertraging van het geding een reden bestaat die deze in redelijkheid kan rechtvaardigen.

de wederpartij van de partij die het verval vordert (dus de partij die oorspronkelijk de proceshandeling had moeten verrichten) aannemelijk maakt (overtuigend aantoont) dat er voor de vertraging van het geding een reden bestaat die deze vertraging in redelijkheid kan rechtvaardigen.

5. Indien op de ingevolge het eerste lid bepaalde roldatum de proceshandeling waarvoor de zaak staat niet alsnog is of wordt verricht, en voorts de wederpartij van degene die de proceshandeling moet verrichten geen verval van instantie vordert noch zich anderszins uitlaat over de voortgang van het geding als bedoeld in het eerste lid, wordt de zaak op de rol doorgehaald.

Dit lid beschrijft wat er gebeurt indien op de roldatum die op basis van het eerste lid is bepaald, de proceshandeling waarvoor de zaak staat niet alsnog is of wordt verricht. Als bovendien de wederpartij van degene die de proceshandeling had moeten verrichten, geen verval van instantie vordert en zich ook noch anderszins uitlaat over de voortgang van het geding (zoals het vragen om uitstel of vonnis, zoals genoemd in het eerste lid), dan wordt de zaak op de rol doorgehaald (van de lijst van lopende zaken verwijderd).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad40x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BU8176

ECLI:NL:HR:2012:BU81762 maart 2012Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad30x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AU6519

ECLI:NL:HR:2006:AU651910 februari 2006Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad28x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1957:AG2023 - Baris/Riezenkamp: De Rechtsverhouding in de Precontractuele Fase

ECLI:NL:HR:1957:AG202315 november 1957Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Baris/Riezenkamp Arrest

Partijen die in onderhandeling treden, komen tot elkaar te staan in een bijzondere, door de goede trouw beheerste rechtsverhouding. Dit brengt mee dat een dwalende partij in beginsel mag afgaan op de juistheid van mededelingen van de wederpartij.

Civiel RechtVerbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:112

ECLI:NL:HR:2015:11223 januari 2015Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1964:AC4462

ECLI:NL:HR:1964:AC446229 mei 1964Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtVerbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:BA7558

ECLI:NL:HR:2007:BA75582 november 2007Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:3522

ECLI:NL:HR:2014:35225 december 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak