Artikel 159 (Authenticiteit akte uiterlijk, ontkenning ondertekening onderhands)
1. Een geschrift dat het uiterlijk heeft van een authentieke akte, geldt als zodanig behoudens bewijs van het tegendeel.
2. Een onderhandse akte waarvan de ondertekening door de partij, tegen welke zij dwingend bewijs zou leveren, stellig wordt ontkend, levert geen bewijs op, zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is. Is degeen tegen wie de akte wordt ingeroepen een ander dan hij die haar ondertekend zou hebben, dan kan worden volstaan met de verklaring, dat men de echtheid van de ondertekening niet erkent.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een geschrift dat het uiterlijk heeft van een authentieke akte, geldt als zodanig behoudens bewijs van het tegendeel.
Dit betekent letterlijk: Een geschrift dat het uiterlijk heeft van een authentieke akte, geldt ook als een authentieke akte (als zodanig), behoudens de mogelijkheid om bewijs van het tegendeel te leveren.
2. Een onderhandse akte waarvan de ondertekening door de partij, tegen welke zij dwingend bewijs zou leveren, stellig wordt ontkend, levert geen bewijs op, zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is. Is degeen tegen wie de akte wordt ingeroepen een ander dan hij die haar ondertekend zou hebben, dan kan worden volstaan met de verklaring, dat men de echtheid van de ondertekening niet erkent.
Dit betekent letterlijk: Een onderhandse akte, waarvan de ondertekening stellig wordt ontkend door de partij tegen wie deze akte dwingend bewijs zou leveren, levert geen bewijs op. Dit geldt zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is. Als de persoon tegen wie de akte wordt ingeroepen, een ander is dan degene die de akte ondertekend zou hebben, dan kan deze persoon volstaan met de verklaring dat men de echtheid van de ondertekening niet erkent.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2019:572 - Stellige ontkenning handtekening onderhandse akte: bewijslast en recht op bewijslevering
Een stellige ontkenning van een handtekening onder een onderhandse akte (art. 159 lid 2 Rv) behoeft geen nadere onderbouwing en verlegt de bewijslast naar de partij die zich op de akte beroept. Een specifiek bewijsaanbod mag niet worden gepasseerd enkel omdat geen deskundigenbewijs is aangeboden.