Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad
Tweede titel. De dagvaardingsprocedure in eerste aanleg
Vijfde afdeling. Verloop van de procedure
Artikel 127a

Artikel 127a (Griffierecht niet voldaan door eiser gevolgen)

Laatste versie

1. De rechter houdt de zaak aan zolang de eiser het griffierecht niet heeft voldaan en de termijn genoemd in artikel 3, derde lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken nog loopt.

2. Indien de eiser het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, ontslaat de rechter de gedaagde van de instantie, met veroordeling van de eiser in de kosten. Voordat de rechter hiertoe overgaat, stelt hij eiser in de gelegenheid zich uit te laten over het niet tijdig voldoen van het verschuldigde griffierecht.

3. De rechter laat het eerste en tweede lid, eerste volzin, geheel of ten dele buiten toepassing, indien hij van oordeel is dat de toepassing van die bepaling, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

4. Tegen beslissingen ingevolge het tweede en derde lid staat geen hogere voorziening open.

Uitleg in duidelijke taal

1. De rechter houdt de zaak aan zolang de eiser het griffierecht niet heeft voldaan en de termijn genoemd in artikel 3, derde lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken nog loopt.

Dit betekent dat de rechter de behandeling van de zaak zal uitstellen (aanhoudt) zo lang als de eiser de verschuldigde griffiekosten (het griffierecht) niet heeft betaald (voldaan) én de termijn die hiervoor geldt volgens artikel 3, derde lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken nog niet is verstreken (nog loopt).

2. Indien de eiser het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, ontslaat de rechter de gedaagde van de instantie, met veroordeling van de eiser in de kosten. Voordat de rechter hiertoe overgaat, stelt hij eiser in de gelegenheid zich uit te laten over het niet tijdig voldoen van het verschuldigde griffierecht.

Dit lid stelt dat als de eiser de griffiekosten niet op tijd betaalt (tijdig heeft voldaan), de rechter de procedure voor de gedaagde zal beëindigen (ontslaat de gedaagde van de instantie). Daarbij zal de eiser worden veroordeeld tot het betalen van de proceskosten (veroordeling van de eiser in de kosten). Voordat de rechter deze beslissing neemt (hiertoe overgaat), geeft hij de eiser de mogelijkheid om zijn kant van het verhaal te doen (zich uit te laten) over waarom de griffiekosten niet op tijd zijn betaald.

3. De rechter laat het eerste en tweede lid, eerste volzin, geheel of ten dele buiten toepassing, indien hij van oordeel is dat de toepassing van die bepaling, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Dit lid geeft aan dat de rechter de regels uit het eerste lid en de eerste zin van het tweede lid geheel of gedeeltelijk (ten dele) niet hoeft toe te passen. Dit mag de rechter doen als hij vindt (van oordeel is) dat de toepassing van die regels zou leiden tot een zeer onredelijke situatie (onbillijkheid van overwegende aard), rekening houdend met het belang dat een of meer partijen hebben bij de mogelijkheid om naar de rechter te stappen (toegang tot de rechter).

4. Tegen beslissingen ingevolge het tweede en derde lid staat geen hogere voorziening open.

Dit betekent dat tegen beslissingen die de rechter neemt op basis van (ingevolge) het tweede en derde lid van dit artikel, geen beroep bij een hogere rechter (hogere voorziening) mogelijk is (open staat).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:3630

ECLI:NL:HR:2015:363018 december 2015Dit wetsartikel wordt 12 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:2760

ECLI:NL:HR:2016:27602 december 2016Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:284

ECLI:NL:HR:2017:28417 februari 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:100

ECLI:NL:HR:2016:10022 januari 2016Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:272

ECLI:NL:HR:2017:27217 februari 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:1086

ECLI:NL:HR:2013:10861 november 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BU7361

ECLI:NL:HR:2012:BU736116 maart 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:1512

ECLI:NL:HR:2016:15128 juli 2016Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BQ4182

ECLI:NL:HR:2011:BQ41824 november 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BU9900

ECLI:NL:HR:2012:BU990010 februari 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak