Terug naar bibliotheek
Rijnvaartpolitiereglement 1995Bijlage 8. Verkeerstekens ter markering van de vaarweg

Bijlage 8. Verkeerstekens ter markering van de vaarweg

Laatste versie

Bijlage 8: Verkeerstekens ter markering van de vaarweg

I: Algemeen

Op de Rijn worden de vaarweg, de vaargeul, alsmede de gevaarlijke punten en obstakels niet voortdurend gemarkeerd. De drijvende tekens worden ongeveer 5 m buiten de grenzen die zijn aangegeven verankerd. De kribben en strekdammen worden met behulp van drijvende of vaste tekens gemarkeerd, die in het algemeen vóór of op de koppen van de kribben of aan de uiteinden van de strekdammen worden geplaatst. Een schip moet op voldoende afstand van de tekens blijven, daar anders het gevaar van raken of vastvaren bestaat. | | | |---|---| | Vaargeul: | gedeelte van de vaarweg waarin voor de doorgaande scheepvaart zoveel mogelijk een vastgestelde breedte en diepte in stand gehouden worden. | | Vaarwater: | Gedeelte van de vaarweg dat, al naargelang de lokale omstandigheden, door de doorgaande scheepvaart wordt gebruikt. | | Rechter-/Linkerzijde: | de aanduiding «rechterzijde» en «linkerzijde» van de vaarweg/ de vaargeul heeft betrekking op de richting «afvaart». | | Licht: | een licht met een bepaald karakter gebruikt als verkeersteken ter markering. | | Vast licht: | een licht van gelijkmatige kleur en sterkte dat een ononderbroken schijnsel toont. | | Periodelicht: | een licht van gelijkmatige kleur en sterkte dat regelmatig onderbroken wordt. |

De volgende periodelichten worden gebruikt: | | | | |---|---|---| | - | onderbroken licht | | | | of een groep onderbroken lichten | | | - | isofase licht | | | - | flikkerlicht | |

II: Markering van de vaargeul

tekst 53318

| | | |---|---| | Kleur: | rood | | Vorm: | stompe boei of ton (eveneens een lcihtboei), drijf- of kopbaken | | Topteken: | (indien aanwezig) rode cylincer | | Licht: | (indien aanwezig) rood periodelicht (in het algemeen voorzien van een radarreflector) |

tekst 53319

| | | |---|---| | Kleur: | groen | | Vorm: | spitse boei of ton (eveneens een lcihtboei), drijf- of kopbaken | | Topteken: | (indien aanwezig) groene kegel met de punt naar boven | | Licht: | (indien aanwezig) groen periodelicht (in het algemeen voorzien van een radarreflector) |

tekst 53320

| | | |---|---| | Kleur: | rode en groene horizontale banen | | Vorm: | bolvormige boei of ton (eveneens een lcihtboei), drijf- of kopbaken | | Topteken: | (indien aanwezig) bol met rode en groene horizontale banen | | Licht: | (indien aanwezig) een flikker- of isofaselicht (in het algemeen voorzien van een radarreflector) |

tekst 53321

III: Markering van de vaarweg en van obstakels

A: Vaste tekens

| | | | |---|---|---| | 1. Rechterzijde | | | | Kleur Vorm: Topteken: Licht: | rood paal met topteken rode kegel met de punt naar beneden (indien aanwezig) rood periodelicht | | | 2. Linkerzijde | | | | Kleur Vorm: Topteken: Licht: | groen paal met topteken groene kegel met de punt naar boven (indien aanwezig) groen periodelicht | | | 3. Splitsing | | | | Kleur Vorm: Topteken: Licht: | rood-groen paal met topteken rode kegel met de punt naar beneden boven groene kegel met de punt boven (indien aanwezig) wit flikker- of isofaselicht | | | 4. Aftakkingen, uitmondingen en haveningangen | | | | In de nabijheid van aftakkingen, uitmondingen en haveningangen kunnen de oeververdedigingen aan beide zijden gemarkeerd worden tot aan het splitsingspunt door de vaste tekens bedoeld in 1 en 2 (figuren 5 en 6). Een schip dat een haven binnen vaart wordt beschouwd als een opvarend schip. | | |

B: Drijvende tekens

tekst 53327

| | | |---|---| | Kleur: | rode en witte horizontale banen | | Vorm: | sparboei (eveneens een lichtboei), drijf- of kopbaken | | Topteken: | rode cylinder | | Licht: | (indien aanwezig) rood periodelicht (in het algemeen voorzien van een radarreflector) |

tekst 53328

| | | |---|---| | Kleur: | groene en witte horizontale banen | | Vorm: | sparboei (eveneens een lichtboei), drijf- of kopbaken | | Topteken: | groene kegel met de punt naar boven | | Licht: | (indien aanwezig) groen periodelicht (in het algemeen voorzien van een radarreflector) |

C: Voorbeeld van de toepassing van de figuren 5 t/m 9 voor een vaarweg met uitmonding en haveningang

tekst 53329

IV: Andere mogelijkheden om gevaarlijke punten en obstakels in de vaarweg te markeren

| | | | | |---|---|---|---| | des nachts | des daags | | | | niet vrije zijde | niet vrije zijde | | | | | een rood licht | | Verbodsteken A.1 of een rode bol | | vrije zijde | vrije zijde | | | | | twee groene lichten boven elkaar | | Aanwijzingsteken E.1 of twee groene ruiten boven elkaar | | (fig. 11) | | | |

tekst 249475

| | | | | |---|---|---|---| | des nachts | des daags | | | | niet vrije zijde | niet vrije zijde | | | | | een rood licht | | een rode vlag of een rood bord | | vrije zijde | vrije zijde | | | | | een rood licht boven een wit licht | | een rode vlag of een rood bord boven een witte vlag of een wit bord | | (fig 13.) | | | |

Bijvoorbeeld: tekst 53339

V: Aanvullende markering voor het varen op radar (indien nodig)

A: Markering van brugpijlers

  1. Gele drijvers met radarreflector (boven- en benedenstrooms van de pijler). tekst 53341

  2. Uithouders met radarreflector (boven- en benedenstrooms van de pijler).

tekst 53342

B: Markering van bovengrondse lijnen

  1. Radarreflectoren bevestigd aan de bovengrondse lijn (geeft op het radarbeeld een aantal punten waardoor de bovengrondse lijn te herkennen is). tekst 53343

  2. Radarreflectoren geplaatst op gele drijvers die paarsgewijs dicht bij elkaar bij elke oever liggen (ieder paar drijvers geeft op het radarbeeld 2 punten naast elkaar waardoor de bovengrondse lijn te herkennen is). tekst 53344