Artikel 3. vertegenwoordiging
1. Als het bezwaarschrift is ingediend (mede) namens een natuurlijke of rechtspersoon, kan een schriftelijke machtiging worden verlangd.
2. Als UWV een schriftelijke machtiging verlangt, stelt het de indiener in de gelegenheid een machtiging te overleggen, binnen een door UWV vastgestelde termijn.
3. Eerst na ontvangst van de machtiging wordt het bezwaarschrift verder in behandeling genomen.
4. Als een gevraagde machtiging niet op tijd is verstrekt, wordt degene namens wie het bezwaarschrift is ingediend, gevraagd om binnen een door UWV vastgestelde termijn, de bedoelde machtiging over te leggen dan wel te verklaren dat hij zelf het bezwaar heeft ingediend, op straffe van niet-ontvankelijkheid van het bezwaar.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2024]