Artikel 3
1. Het bevoegd gezag wijst een onafhankelijke deskundige aan die de als gevolg van de beroepsziekte ontstane mate van invaliditeit van de ambtenaar, uitgedrukt in procenten, vaststelt aan de hand van de Guides to the Evaluation of Permanent Impairment van de American Medical Association. De vaststelling vindt plaats zodra voorzienbaar is dat de toestand van de ambtenaar niet meer zal verbeteren of verslechteren. Uiterlijk drie jaar na de in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, bedoelde melding bij het bevoegd gezag wordt langs objectief medische weg getoetst of sprake is van een dergelijke eindsituatie, dan wel of die eindsituatie binnen redelijke termijn kan worden bereikt. Indien dat het geval is, wordt de termijn van drie jaar éénmalig met ten hoogste twee jaar verlengd. Indien er na drie jaar geen zicht is op het binnen redelijke termijn bereiken van een eindsituatie, dan wel wanneer die na vijf jaar nog niet is bereikt, wordt de mate van invaliditeit naar de stand van zaken van dat moment vastgesteld.
2. Het smartengeld is gelijk aan het in het eerste lid bedoelde percentage invaliditeit, vermenigvuldigd met het in artikel 54a, eerste lid, van het besluit genoemde bedrag. Indien op grond van artikel 4 een hoger uitkeringspercentage wordt vastgesteld, is het smartengeld gelijk aan dat percentage van het in artikel 54a, eerste lid van het besluit genoemde bedrag. Het smartengeld zal per aanvraag nooit meer kunnen bedragen dan het in artikel 54a, eerste lid, van het besluit genoemde bedrag.
3. Indien naar aanleiding van één of meer incidenten een ambtenaar beroep doet op uitkering van smartengeld op grond van zowel deze regeling als de Regeling smartengeld dienstongevallen politie, bedraagt het totale smartengeld niet meer dan het in artikel 54a, eerste lid, genoemde bedrag.
4. Indien de ambtenaar anders dan als gevolg van de beroepsziekte overlijdt voordat het uitkeringspercentage kan worden vastgesteld, wordt uitgekeerd naar het bedrag dat naar verwachting zou zijn uitgekeerd indien betrokkene niet overleden zou zijn.
5. Het bevoegd gezag draagt de kosten van de vaststelling, bedoeld in het eerste lid.
Details
[Regeling vervallen per 01-04-2025]