Terug naar bibliotheek
Regeling bodemkwaliteitBijlage G. behorende bij artikel 4.2.1 en 4.2.2

Bijlage G. behorende bij artikel 4.2.1 en 4.2.2

Laatste versie

Bijlage G: behorende bij artikel 4.2.1 en 4.2.2

I

Vervallen.

II

Vervallen.

III: Formules bodemtypecorrectie bodem, bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, bij toepassing en verspreiden van grond of baggerspecie volgens de toetsingskaders in paragraaf 2 en 3 van afdeling 2 van hoofdstuk 4 van het Besluit bodemkwaliteit, behorende bij de artikelen 3.9.5, 4. 2.1 en 4.2.2

Interventiewaarden en normwaarden in de tabellen 1 en 2 van bijlage B en lokale maximale waarden zijn bodemtype-afhankelijk en gebaseerd op een standaardbodem met een lutum percentage van 25 % en een organische stof percentage van 10 %. Alleen de maximale waarden voor verspreiden in zoute oppervlaktewaterlichamen in tabel 2 van bijlage B en de emissiewaarden in de tabellen 1 en 2 van bijlage B zijn niet-bodemtype-afhankelijk. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de bodem, bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam of toe te passen grond of baggerspecie op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam worden de gemeten gehalten middels een bodemtypecorrectie omgerekend naar standaardbodem. Bij de beoordeling aan de maximale waarde verspreiden in zoute oppervlaktewaterlichamen wordt geen bodemtypecorrectie toegepast. Toetsing vindt dan plaats met de werkelijk gemeten gehalten. De omrekening naar standaardbodem vindt plaats op basis van individuele meetwaarden, alvorens andere berekeningen (bepalen gemiddelden of P95) worden uitgevoerd. Bij het standaardiseren wordt gebruik gemaakt van de gemeten percentages organische stof en lutum. De gestandaardiseerde waarden worden, met inachtneming van de toetsingsregels, getoetst aan de normwaarden voor toepassen van grond of baggerspecie in oppervlaktewater, zoals die zijn opgenomen in de tabellen 1 en 2 van bijlage. Hierbij is het percentage aan organisch stof bepaald volgens NEN 5754. Hierbij is het percentage lutum het gewichtspercentage minerale bestanddelen met een diameter kleiner dan 2 µm betrokken op het drooggewicht. De omrekening van gemeten gehalten in bodem, bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam waterbodem, grond of baggerspecie naar een standaardbodem verloopt via de onderstaande formule: tekst 251295

Hierin is: G standaard Gestandaardiseerd gehalte G gemeten Gemeten gehalte A,B,C Stofafhankelijke constanten voor metalen (zie tabel 3) % lutum Percentage lutum: het gewichtspercentage minerale bestanddelen met een diameter kleiner dan 2 µm betrokken op het totale drooggewicht van de bodem, oever grond of baggerspecie. Voor thermisch gereinigde grond en baggerspecie geldt de volgende uitzondering: indien het lutumpercentage lager is dan 10%, wordt bij de omrekening van de gemeten gehalten aan barium met een lutumpercentage van 10% gerekend. % organische stof Gemeten percentage organisch stof betrokken op het drooggewicht. Het percentage organisch stof kan voor zoute baggerspecie ook berekend worden uit het percentage organisch koolstof x 1,724. Voor het percentage organisch stof is een minimum en maximumwaarde gedefinieerd. Voor het percentage lutum is een minimumwaarde gedefinieerd. (zie tabel 4). | Stof | A | B | C | |---|---|---|---| | Antimoon1 | 1 | 0 | 0 | | Arseen | 15 | 0,4 | 0,4 | | Barium | 30 | 5 | 0 | | Berylium | 8 | 0,9 | 0 | | Cadmium | 0,4 | 0,007 | 0,021 | | Chroom | 50 | 2 | 0 | | Kobalt | 2 | 0,28 | 0 | | Koper | 15 | 0,6 | 0,6 | | Kwik | 0,2 | 0,0034 | 0,0017 | | Lood | 50 | 1 | 1 | | Molybdeen1 | 1 | 0 | 0 | | Nikkel | 10 | 1 | 0 | | Thallium1 | 1 | 0 | 0 | | Tin | 4 | 0,6 | 0 | | Vanadium | 12 | 1,2 | 0 | | Zink | 50 | 3 | 1,5 | | Organische verbindingen | 0 | 0 | 1 | | Overige verbindingen | 1 | 0 | 0 |

1 Voor antimoon, molybdeen en thallium wordt geen bodemtypecorrectie gehanteerd. | | % organische stof | % lutum | |---|---|---| | Anorganische parameters | 2 | – | 2 | – | | Organische parameters | 2 | 30 | – | – | | PAK's | 10 | 30 | – | – |

De berekening van de meersoorten Potentieel Aangetast Fractie (msPAF) als aparte normwaarde bij het beoordelen van de kwaliteit van baggerspecie die conform artikel 35, onderdeel f, van het Besluit bodemkwaliteit wordt verspreid op het aangrenzend perceel heeft een aparte vorm van standaardisatie. De minimum en maximumwaarden zoals opgenomen in tabel 4 worden niet gehanteerd bij het berekenen van de msPAF, met uitzondering van de minimumwaarde voor de organische parameters genoemd in deze tabel.

IV: Regels voor het vaststellen van een overschrijding van de waarden, bedoeld in artikel 3.3.3, 3.5.3, 3.6.2, 3.9.5, 3.9.8, 4.2.2 en 4.10.2

De normwaarden die zijn opgenomen in deze regeling of die zijn opgenomen in de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013 en waarnaar in deze regeling wordt verwezen, kunnen lager zijn dan met de huidige technieken betrouwbaar (routinematig) kan worden gemeten. De door het laboratorium aangeleverde gehalten zijn gemeten conform de afgestemde meetmethoden in AS3000 dan wel AP04. Bij een resultaat < dan de rapportagegrenzen, genoemd in tabel 1 van deze bijlage, mag de beoordelaar ervan uit gaan dat de kwaliteit van de grond, grondwater, baggerspecie, bodem, bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam voldoet aan de van toepassing zijnde normwaarden. Indien de op het analysecertificaat weergegeven < rapportagegrens hoger ligt dan de in tabel 1 vermelde rapportagegrenzen dan dient de desbetreffende < rapportagegrens te worden vermenigvuldigd met 0,7. De zo verkregen waarde wordt getoetst aan de van toepassing zijnde waarden. Indien het laboratorium een gemeten gehalte rapporteert (zonder < teken), wordt dit gehalte aan de van toepassing zijnde waarde getoetst, ook als dit gehalte lager is dan de vereiste rapportagegrens. Indien geen rapportagegrens is opgenomen in tabel 1 dient het gemeten gehalte (met < teken) vermenigvuldigd te worden met 0,7. Bij het berekenen van een somwaarde, het rekenkundig gemiddelde en een percentielwaarde worden voor de individuele componenten de gemeten gehalten < rapportagegrens vermenigvuldigd met 0,7. Indien er voor een of meer individuele componenten een of meer gemeten gehalten (zonder < teken) zijn of geen rapportagegrens in tabel 1 is opgenomen, dan dient de berekende waarde te worden getoetst aan de van toepassing zijnde normwaarde. Deze regel geldt ook als gemeten gehalten lager zijn dan de vereiste rapportagegrens. Indien alle individuele waarden als onderdeel van deze berekende waarde < minimale rapportagegrens uit tabel 1 zijn, mag de beoordelaar ervan uit gaan dat de kwaliteit voldoet aan de van toepassing zijnde normwaarden. Deze regel geldt niet voor de berekening van de msPAF metalen en msPAF organische stoffen. Voor grondwater heeft de onderzoeker de vrijheid onderbouwd te concluderen dat het betreffende monster niet in die mate is verontreinigd als het toetsingsresultaat aangeeft. Dit geldt bijvoorbeeld als bij een meting van PAK’s in het grondwater alleen voor naftaleen in een licht verhoogde concentratie is aangetoond en de overige PAK’s een waarde < rapportagegrens hebben. Voor die overige PAK’s worden dan relatief hoge gehalten berekend (door de vermenigvuldiging met 0,7), waarvan kan worden onderbouwd dat die gehalten niet in het grondwater aanwezig zullen zijn gezien de immobiliteit van de betreffende stoffen. Voor toetsen aan de emissie en samenstellingwaarden gelden dezelfde regels als onder A. Voor de rapportage-eisen wordt verwezen naar de hiervoor geldende AP04 documenten. Bij enkele type bouwstoffen kan het voorkomen dat door bepaalde toevoegingen in de bouwstof, bij de analyse van die bouwstoffen de rapportage-eisen voor de samenstellingswaarden niet gehaald kunnen worden. Deze verstoring van het analyseresultaat wordt ook wel aangeduid als een matrixstoring. Door het laboratorium wordt aangegeven wat de oorzaak is van de matrixstoring en of deze matrixstoring middels een extra of andere voorbewerking of middels andere meetmethode kan worden voorkomen. Is dit niet het geval en de matrixstoring leidt tot een overschrijding van de maximale samenstellingswaarden van bijlage A van de regeling, heeft de onderzoeker de vrijheid om onderbouwd aan te tonen dat de bouwstof bij toepassing ter invulling van de zorgplicht niet tot nadelige gevolgen voor het milieu leidt. | | bodem en bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, grond en baggerspecie | | grondwater | |---|---|---|---| | 1. Metalen | mg/kg ds( tenzij anders aangegeven) | | | µg/l( tenzij anders aangegeven) | | | antimoon | | 1,5 | | | 3 | | Arseen | | 4 | | | 5 | | barium | | 20 | | | 20 | | beryllium | | 1 | | | 1 | | cadmium | | 0,2 | | | 0,2 | | chroom | | 10 | | | 1 | | kobalt | | 3 | | | 2 | | koper | | 5 | | | 2 | | kwik | | 0,05 | | | 0,05 | | lood | | 10 | | | 2 | | molybdeen | | 1,5 | | | 2 | | nikkel | | 4 | | | 3 | | seleen | | 1,5 | | | | | tellurium | | 2 | | | 15 | | thallium | | 1 | | | 5 | | tin | | 1,5 | | | 2,5 | | vanadium | | 10 | | | 2 | | zilver | | 1 | | | 5 | | zink | | 20 | | | 10 | | 2. Overige anorganische stoffen | | | | | | | chloride | | 150 | | mg/l | 50 | | CN vrij | | 2 | | | 3 | | CN totaal | | 3 | | | 5 | | nitraat | | | | mg N/l | 3 | | ortho-fosfaat | | | | mg P/l | 1 | | sulfaat | | | | mg/l | 30 | | 3. Aromatische stoffen | | | | | | | benzeen | | 0,05 | | | 0,2 | | ethylbenzeen | | 0,05 | | | 0,2 | | tolueen | | 0,05 | | | 0,2 | | o-xyleen | | 0,05 | | | 0,1 | | m-xyleen | | som 0,1 | | | som 0,2 | | p-xyleen | | | | | | | styreen | | 0,05 | | | 0,2 | | 1,2,3-trimethylbenzeen | | 0,1 | | | | | 1,2,4-trimethylbenzeen | | 0,1 | | | | | 1,3,5-trimethylbenzeen | | 0,1 | | | | | 2-ethyltolueen | | 0,1 | | | | | 3-ethyltolueen | | 0,1 | | | | | 4-ethyltolueen | | 0,1 | | | | | isopropylbenzeen | | 0,1 | | | | | propylbenzeen | | 0,1 | | | | | 4. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen( PAK's) | | | | | | | naftaleen | | 0,05 | | | 0,02 | | fenantreen | | 0,05 | | | 0,01 | | antraceen | | 0,05 | | | 0,01 | | fluoranteen | | 0,05 | | | 0,01 | | chryseen | | 0,05 | | | 0,01 | | benz(a)antraceen | | 0,05 | | | 0,01 | | benz(a)pyreen | | 0,05 | | | 0,01 | | benz(k)fluoranteen | | 0,05 | | | 0,01 | | indeno(123cd)pyreen | | 0,05 | | | 0,01 | | benz(ghi)peryleen | | 0,05 | | | 0,01 | | 5. Gechloreerde koolwaterstoffen a.(vluchtige) chloorkoolwaterstoffen | | | | | | | monochlooretheen( vinylchloride ) | | 0,05 | | | 0,2 | | dichloormethaan | | 0,05 | | | 0,2 | | 1,1-dichloorethaan | | 0,1 | | | 0,2 | | 1,2-dichloorethaan | | 0,1 | | | 0,2 | | 1,1-dichlooretheen | | 0,1 | | | 0,1 | | cis 1,2-dichlooretheen | | 0,1 | | | 0,1 | | trans 1,2-dichlooretheen | | 0,1 | | | 0,1 | | 1,1-dichloorpropaan | | 0,05 | | | 0,2 | | 1,2-dichloorpropaan | | 0,05 | | | 0,2 | | 1,3-dichloorpropaan | | 0,05 | | | 0,2 | | trichloormethaan( chloroform) | | 0,05 | | | 0,2 | | 1,1,1-trichloorethaan | | 0,05 | | | 0,1 | | 1,1,2-trichloorethaan | | 0,05 | | | 0,1 | | trichlooretheen(Tri) | | 0,05 | | | 0,2 | | tetrachloormethaan(Tetra) | | 0,05 | | | 0,1 | | tetrachlooretheen (Per) | | 0,05 | | | 0,1 | | b. chloorbenzenen | | | | | | | monochloorbenzeen | | 0,04 | | | 0,2 | | 1,2-dichloorbenzeen | | 0,1 | | | 0,2 | | 1,3-dichloorbenzeen | | 0,1 | | | 0,2 | | 1,4-dichloorbenzeen | | 0,1 | | | 0,2 | | 1,2,3-trichloorbenzeen | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | 1,2,4-trichloorbenzeen | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | 1,3,5-trichloorbenzeen | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | 1,2,3,4-tetrachloorbenzeen | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | 1,2,3,5-tetrachloorbenzeen | µg/kg ds | som 2 | | | som 0,02 | | 1,2,4,5-tetrachloorbenzeen | µg/kg ds | | | | | | pentachloorbenzeen | µg/kg ds | 1 | | ng/l | 5 | | hexachloorbenzeen | µg/kg ds | 1 | | ng/l | 5 | | c. chloorfenolen | | | | | | | pentachloorfenol | µg/kg ds | 3 | | | | | d. polychloorbifenylen (PCB's) | | | | | | | PCB 28 | µg/kg ds | 1 | | ng/l | 6 | | PCB 52 | µg/kg ds | 1 | | ng/l | 6 | | PCB101 | µg/kg ds | 1 | | ng/l | 6 | | PCB 118 | µg/kg ds | 1 | | ng/l | 6 | | PCB138 | µg/kg ds | 1 | | ng/l | 6 | | PCB153 | µg/kg ds | 1 | | ng/l | 6 | | PCB 180 | µg/kg ds | 1 | | ng/l | 6 | | 6. Bestrijdingsmiddelen a. oranochloorbestrijdingsmiddelen | | | | | | | cis-chloordaan | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | trans-chloordaan | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | opDDT | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | ppDDT | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | opDDE | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | ppDDE | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | opDDD | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | ppDDD | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | aldrin | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | dieldrin | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | endrin | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | isodrin | µg/kg ds | 1 | | | | | telodrin | µg/kg ds | 1 | | | | | endosulfansulfaat | µg/kg ds | 2 | | | | | α-endosulfan | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | α-HCH | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | β-HCH | µg/kg ds | 1 | | ng/l | 8 | | γ-HCH | µg/kg ds | 1 | | ng/l | 9 | | δ-HCH | µg/kg ds | 1 | | ng/l | 8 | | heptachloor | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | cis-heptachloorepoxide | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | trans-heptachloorepoxide | µg/kg ds | 1 | | | 0,01 | | hexachloorbutadieen | µg/kg ds | 1 | | | | | c. organotin bestrijdingsmiddelen | | | | | | | tributyltin | µg Sn/kg ds | 4 | | | | | trifenyltin | µg Sn/kg ds | 4 | | | | | 7. Overige stoffen | | | | | | | ETBE | | 0,3 | | | 1 | | min olie | | 35 | | | 50 | | MTBE | | 0,1 | | | 1 | | tribroommethaan | | 0,1 | | | 0,2 |

Details

[Regeling vervallen per 01-01-2024]