Artikel 1. Algemeen verbod van discriminatie
1. Het genot van elk in de wet neergelegd recht moet worden verzekerd zonder enige discriminatie op welke grond dan ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status.
2. Niemand mag worden gediscrimineerd door enig openbaar gezag op met name een van de in het eerste lid vermelde gronden.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:CRVB:2025:1353 - Geen prestatiebeurs voor WO-master na HBO-bachelor ondanks ongelijke behandeling - 16 september 2025
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het onderscheid in studiefinanciering tussen een hbo-master en een wo-master na een hbo-bachelor een bewuste keuze van de wetgever is. Deze ongelijke behandeling valt binnen de ruime beoordelingsvrijheid van de wetgever op het terrein van sociaal beleid.
ECLI:NL:RBDHA:2025:17235 - Rechtbank Den Haag - 29 juli 2025
ECLI:NL:PHR:2025:785 - Parket bij de Hoge Raad - 11 juli 2025
ECLI:NL:GHAMS:2025:1998 - Gerechtshof Amsterdam - 22 juli 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:8176 - Rechtbank Gelderland - 1 oktober 2025
ECLI:NL:RBNNE:2025:3755 - Arbeidskorting is geen verboden discriminatie jegens niet-werkenden - 16 september 2025
De Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de arbeidskorting geen verboden leeftijdsdiscriminatie oplevert. Het onderscheid tussen werkenden en niet-werkenden is gerechtvaardigd door het doel om arbeid te stimuleren. Een motiveringsgebrek in de bezwaarfase werd in beroep hersteld en hoefde daarom niet tot terugwijzing te leiden.