Artikel 21
1. Het is verboden om een woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie woonruimte en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen gebied, zonder vergunning van burgemeester en wethouders:
a. anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar aan de bestemming tot bewoning te onttrekken of onttrokken te houden; b. anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar met andere woonruimte samen te voegen of samengevoegd te houden; c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden; d. van onzelfstandige in zelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden; e. tot twee of meer zelfstandige woonruimten te verbouwen of in die verbouwde staat te houden.
2. De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening gevallen aanwijzen waarvoor een vrijstelling geldt of waarin een ontheffing kan worden verleend van een verbod als bedoeld in het eerste lid. Aan een vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.
3. De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening bepalen dat een vergunning als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of c, slechts wordt afgegeven voor een in die huisvestingsverordening aangegeven termijn. Na afloop van de termijn vervalt de vergunning van rechtswege.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBROT:2025:11207 - Rechtbank Rotterdam - 2 september 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3706 - Raad van State - 6 augustus 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4419 - Afdeling halveert boete vakantieverhuur wegens gebrek aan evenredigheid - 17 september 2025
De Afdeling oordeelt dat een boete van € 3.000,00 voor een eerste administratieve overtreding van de vergunning- en meldplicht voor vakantieverhuur onevenredig is. Ondanks het belang van afschrikking, wordt de boete gematigd tot een passend en geboden bedrag van € 1.500,00 voor een particuliere overtreder.
ECLI:NL:RVS:2025:3579 - Raad van State - 30 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3693 - Raad van State - 6 augustus 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4646 - Raad van State - 1 oktober 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:3514 - Rechtbank Midden-Nederland - 15 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3126 - Raad van State - 9 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3138 - Raad van State - 9 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4540 - Invorderen dwangsom na intrekking verordening blijft mogelijk - 24 september 2025
De bevoegdheid om een verbeurde dwangsom in te vorderen blijft bestaan, ook als de huisvestingsverordening waarop de last was gebaseerd inmiddels is ingetrokken. De rechtmatigheid van de oorspronkelijke last kan in de invorderingsprocedure slechts in uitzonderlijke gevallen worden aangevochten, zoals wanneer evident geen overtreding is begaan.
ECLI:NL:RVS:2025:4541 - Invordering dwangsom na intrekking verordening blijft bevoegdheid bestuursorgaan - 24 september 2025
De intrekking van een Huisvestingsverordening waarop een last onder dwangsom is gebaseerd, ontneemt het college niet de bevoegdheid om verbeurde dwangsommen in te vorderen. Een appellant kan in de invorderingsfase de rechtmatigheid van de oorspronkelijke last, die in rechte vaststaat, niet succesvol aanvechten.