Faillissementswet

1. Indien na de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling waardoor het rechtsgevolg bedoeld in artikel 358, eerste lid, is ingetreden, blijkt dat zich voordien feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die grond zouden hebben opgeleverd voor de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling op de voet van artikel 350, derde lid, onder e, kan de rechter op verzoek van iedere belanghebbende bepalen dat artikel 358, eerste lid, verder geen toepassing vindt.

Dit lid stelt dat indien de toepassing van de schuldsaneringsregeling is beëindigd en daardoor het rechtsgevolg van artikel 358, eerste lid (de zogenoemde 'schone lei') is ingetreden, de rechter een bijzondere bevoegdheid heeft. Als namelijk blijkt dat er vóór die beëindiging feiten of omstandigheden bestonden die een grond zouden hebben gevormd voor de beëindiging van de schuldsaneringsregeling volgens artikel 350, derde lid, onder e, dan kan de rechter, op verzoek van een belanghebbende, bepalen dat artikel 358, eerste lid, niet langer van toepassing is.

2. Alvorens te beslissen roept de rechtbank de schuldenaar op ten einde door haar te worden gehoord.

Dit lid stelt dat voordat de rechtbank een beslissing neemt zoals bedoeld in het eerste lid, zij de schuldenaar moet oproepen. Het doel hiervan is om de schuldenaar de gelegenheid te geven om gehoord te worden door de rechtbank.

3. Van het vonnis kan gedurende acht dagen na de uitspraak in hoger beroep worden gekomen. Het hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het gerechtshof, dat van de zaak kennis moet nemen.

Dit lid regelt dat tegen het vonnis van de rechter, waarin beslist wordt over het al dan niet verder toepassen van artikel 358, eerste lid, binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep kan worden ingesteld. Dit hoger beroep moet worden gestart door een verzoek in te dienen bij de griffie van het gerechtshof dat de zaak zal behandelen.

4. Gedurende acht dagen na het arrest van het gerechtshof kan beroep in cassatie worden ingesteld. Het beroep in cassatie wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van de Hoge Raad.

Dit lid bepaalt dat nadat het gerechtshof een uitspraak (arrest) heeft gedaan in hoger beroep, er binnen acht dagen na dat arrest beroep in cassatie kan worden ingesteld. Dit beroep in cassatie wordt ingesteld door een verzoek in te dienen bij de griffie van de Hoge Raad.

5. Zodra de uitspraak bedoeld in het eerste lid in kracht van gewijsde is gegaan, doet de griffier van het gerecht dat deze uitspraak heeft gedaan daarvan onverwijld aankondiging in de Staatscourant.

Dit lid schrijft voor dat zodra de uitspraak van de rechter, zoals genoemd in het eerste lid (waarbij bepaald wordt dat artikel 358, eerste lid, geen toepassing meer vindt), definitief is geworden (in kracht van gewijsde is gegaan), de griffier van het gerecht dat deze uitspraak heeft gedaan, hiervan onmiddellijk een aankondiging moet doen in de Staatscourant.