Arrest inhoud

22 mei 2015

Eerste Kamer

15/00789

EE/LZ

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[verzoekster],wonende te [woonplaats], VERZOEKSTER tot cassatie, advocaat: mr. J. van Weerden.

Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. de vonnissen in de zaak met het insolventienummer C/13/07/906-R van de rechtbank Amsterdam van 21 september 2007, 6 oktober 2010 en 10 december 2014;

b. het arrest in de zaak 200.161.397/01 van het gerechtshof Amsterdam van 10 februari 2015.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping. De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 15 april 2015 op die conclusie gereageerd.

3 Beoordeling van de middelen

De in middel 1 aangevoerde klacht kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klacht niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (zie Hoge Raad 24 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1136, rov. 3.3-3.4.5).

3.2 Ook de klachten van de middelen 2 en 3 kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 22 mei 2015.