Artikel 351 (Hoger beroep en cassatie bij beëindiging schuldsanering)
1. Van het vonnis bedoeld in artikel 350 heeft, in geval van beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling, de schuldenaar, of, in geval de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling geweigerd is, hij die het verzoek tot die beëindiging heeft gedaan, gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak recht van hoger beroep.
2. Het hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen. De griffier van het gerechtshof geeft van die indiening onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
3. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaatsvinden binnen twintig dagen na de dag van de indiening van het verzoek.
4. De uitspraak vindt niet later plaats dan op de achtste dag na die van de behandeling van het verzoek ter zitting. Van het arrest van het gerechtshof wordt door de griffier onverwijld mededeling gedaan aan de griffier van de rechtbank.
5. Gedurende acht dagen na het arrest van het gerechtshof kan de daarbij in het ongelijk gestelde partij in cassatie komen. Het beroep in cassatie wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van de Hoge Raad. De griffier van de Hoge Raad geeft van die indiening en van het arrest van de Hoge Raad onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
Uitleg in duidelijke taal
1. Van het vonnis bedoeld in artikel 350 heeft, in geval van beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling, de schuldenaar, of, in geval de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling geweigerd is, hij die het verzoek tot die beëindiging heeft gedaan, gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak recht van hoger beroep.
- Indien de toepassing van de schuldsaneringsregeling is beëindigd, heeft de schuldenaar het recht van hoger beroep. Dit recht kan worden uitgeoefend gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak.
- Indien de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling is geweigerd, heeft de persoon die het verzoek tot die beëindiging heeft gedaan, het recht van hoger beroep. Ook dit recht kan worden uitgeoefend gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak.
2. Het hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen. De griffier van het gerechtshof geeft van die indiening onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
Dit houdt in dat het hoger beroep wordt gestart (ingesteld) door een verzoek in te dienen bij de griffie (de administratieve ondersteuning) van het gerechtshof dat bevoegd is om de zaak te behandelen (van de zaak kennis moet nemen). De griffier van dit gerechtshof informeert de griffier van de rechtbank (die de oorspronkelijke uitspraak deed) onmiddellijk (onverwijld) over deze indiening.
3. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaatsvinden binnen twintig dagen na de dag van de indiening van het verzoek.
Dit betekent dat de voorzitter van het gerechtshof onmiddellijk (terstond) de datum en het tijdstip vaststelt voor de behandeling van het hoger beroep. Deze behandeling moet plaatsvinden binnen een termijn van twintig dagen, gerekend vanaf de dag waarop het verzoek tot hoger beroep is ingediend.
4. De uitspraak vindt niet later plaats dan op de achtste dag na die van de behandeling van het verzoek ter zitting. Van het arrest van het gerechtshof wordt door de griffier onverwijld mededeling gedaan aan de griffier van de rechtbank.
Dit houdt in dat de uitspraak in hoger beroep uiterlijk op de achtste dag na de zitting (de behandeling van het verzoek ter zitting) moet worden gedaan. De griffier van het gerechtshof stelt de griffier van de rechtbank onmiddellijk (onverwijld) in kennis van het arrest (de uitspraak) van het gerechtshof.
5. Gedurende acht dagen na het arrest van het gerechtshof kan de daarbij in het ongelijk gestelde partij in cassatie komen. Het beroep in cassatie wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van de Hoge Raad. De griffier van de Hoge Raad geeft van die indiening en van het arrest van de Hoge Raad onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
Dit betekent dat de partij die door het arrest van het gerechtshof in het ongelijk is gesteld, de mogelijkheid heeft om in cassatie te gaan (beroep in te stellen bij de Hoge Raad). Dit moet gebeuren binnen een termijn van acht dagen na de datum van het arrest. Het beroep in cassatie wordt gestart (ingesteld) door een verzoek in te dienen bij de griffie van de Hoge Raad. De griffier van de Hoge Raad informeert de griffier van de rechtbank onmiddellijk (onverwijld) over zowel de indiening van het cassatieberoep als over het arrest (de uitspraak) van de Hoge Raad.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2010:BM2337
ECLI:NL:HR:2014:1682
ECLI:NL:HR:2016:296
ECLI:NL:HR:2009:BH2958
ECLI:NL:HR:2021:1676
ECLI:NL:HR:2019:1949 - Motiveringseisen bij niet-beëindigen schuldsanering ondanks ernstige tekortkomingen van schuldenaar
Een rechter die besluit een schuldsaneringsregeling niet te beëindigen ondanks ernstige, toerekenbare tekortkomingen van de schuldenaar, moet die beslissing zwaar en begrijpelijk motiveren. De rechter moet specifiek uitleggen waarom de verwachting gerechtvaardigd is dat de regeling alsnog succesvol zal zijn.