Arrest inhoud

20 december 2013

Eerste Kamer

nr. 13/04029

EE/LZ

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[verzoeker],wonende te [woonplaats], VERZOEKER tot cassatie, advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij,

t e g e n

[verweerder],wonende te [woonplaats], VERWEERDER in cassatie, niet verschenen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en [verweerder].

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. het vonnis in de zaak C/03/09/199 R van de rechtbank Limburg van 7 mei 2013;

b. het arrest in de zaak HV 200.127.139/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 22 augustus 2013.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld bij verzoekschrift tot cassatie van 15 augustus 2013 alsmede bij aanvullend verzoekschrift respectievelijk zelfstandig verzoekschrift van 30 augustus 2013. Beide cassatierekesten zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit. [verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep. 3. Beoordeling van het middel De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 20 december 2013.