Terug naar bibliotheek
Titel I. Van faillissement
Tweede afdeling. Van de gevolgen der faillietverklaring
Artikel 35

Artikel 35 (Faillissement levering en toekomstige goederen)

Laatste versie

1. Indien op de dag van de faillietverklaring nog niet alle handelingen die voor een levering door de schuldenaar nodig zijn, hebben plaatsgevonden, kan de levering niet geldig meer geschieden.

2. Heeft de schuldenaar voor de dag van de faillietverklaring een toekomstig goed bij voorbaat geleverd, dan valt dit goed, indien het eerst na de aanvang van die dag door hem is verkregen, in de boedel, tenzij het gaat om nog te velde staande vruchten of beplantingen die reeds voor de faillietverklaring uit hoofde van een zakelijk recht of een huur- of pachtovereenkomst aan de schuldenaar toekwamen.

3. Voor de toepassing van de artikelen 86 en 238 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt degene die van de schuldenaar heeft verkregen, geacht na de bekendmaking van de faillietverklaring, bedoeld in artikel 14, derde lid, diens onbevoegdheid te hebben gekend.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien op de dag van de faillietverklaring nog niet alle handelingen die voor een levering door de schuldenaar nodig zijn, hebben plaatsgevonden, kan de levering niet geldig meer geschieden.

Dit betekent letterlijk: Als op de dag dat de schuldenaar failliet wordt verklaard, nog niet alle handelingen die noodzakelijk zijn voor een levering door de schuldenaar hebben plaatsgevonden, dan kan die levering niet meer geldig gebeuren.

2. Heeft de schuldenaar voor de dag van de faillietverklaring een toekomstig goed bij voorbaat geleverd, dan valt dit goed, indien het eerst na de aanvang van die dag door hem is verkregen, in de boedel, tenzij het gaat om nog te velde staande vruchten of beplantingen die reeds voor de faillietverklaring uit hoofde van een zakelijk recht of een huur- of pachtovereenkomst aan de schuldenaar toekwamen.

Dit betekent letterlijk: Indien de schuldenaar vóór de dag van de faillietverklaring een goed dat hij in de toekomst zou verkrijgen (een toekomstig goed) al heeft geleverd (bij voorbaat geleverd), dan valt dit goed in de faillissementsboedel (de boedel) als de schuldenaar dit goed pas ná de aanvang van de dag van faillietverklaring heeft verkregen. Dit geldt niet (tenzij) als het gaat om vruchten die nog op het veld staan (nog te velde staande vruchten) of beplantingen die reeds vóór de faillietverklaring op grond van (uit hoofde van) een zakelijk recht of een huur- of pachtovereenkomst aan de schuldenaar toevielen (toekwamen).

3. Voor de toepassing van de artikelen 86 en 238 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt degene die van de schuldenaar heeft verkregen, geacht na de bekendmaking van de faillietverklaring, bedoeld in artikel 14, derde lid, diens onbevoegdheid te hebben gekend.

Dit betekent letterlijk: Voor de toepassing van artikel 86 en artikel 238 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt de persoon die iets van de schuldenaar heeft verkregen, verondersteld (geacht) de onbevoegdheid van de schuldenaar te hebben gekend nadat de faillietverklaring officieel is bekendgemaakt, zoals omschreven in artikel 14, derde lid van deze Faillissementswet.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad29x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:3460 - Afstand eigendomsvoorbehoud aan een derde en bekrachtiging van een pandrecht - 27 november 2014

ECLI:NL:HR:2014:346027 november 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Afstand van een eigendomsvoorbehoud kan worden gedaan via een daartoe bevoegde vertegenwoordiger van de koper, zoals een pandhouder. Een aanvankelijk ongeldige verpanding wegens beschikkingsonbevoegdheid kan worden bekrachtigd (art. 3:58 BW) als de onmiddellijk belanghebbenden zich in de tussentijd niet op de ongeldigheid hebben beroepen.

Civiel RechtGoederenrecht, Insolventierecht, Burgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BN9463 - ING/Nederend q.q.: het ontstaan van vorderingen na beëindiging in faillissement - 2 december 2010

ECLI:NL:HR:2010:BN94632 december 2010Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

Vorderingen tot restitutie van vooruitbetaalde bedragen, die ontstaan na opzegging of ontbinding van een overeenkomst door de curator, zijn nieuwe vorderingen. Ze bestonden niet al onder opschortende voorwaarde en vallen daardoor onbelast in de faillissementsboedel op grond van artikel 35 lid 2 Fw.

Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:1046 - Rabobank/Reuser: Pandrecht op voorwaardelijk eigendom onder eigendomsvoorbehoud - 2 juni 2016

ECLI:NL:HR:2016:10462 juni 2016Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat een koper van een zaak onder eigendomsvoorbehoud een voorwaardelijk eigendomsrecht verkrijgt. Dit recht kan onmiddellijk worden verpand. Na faillissement van de koper groeit dit pandrecht van rechtswege uit tot een pandrecht op de onvoorwaardelijke eigendom zodra de voorwaarde (betaling) wordt vervuld.

Civiel RechtGoederenrecht, Insolventierecht
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2000:AA6527 - Hoge Raad - 13 juli 2000

ECLI:NL:HR:2000:AA652713 juli 2000Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtInsolventierecht, Verbintenissenrecht, Ondernemingsrecht, Goederenrecht
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:689 - JPR/Gunning q.q.: Moment van betaling bij faillissement herzien - 19 maart 2015

ECLI:NL:HR:2015:68919 maart 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad herziet de Vis q.q./NMB-regel. Voor faillissementen uitgesproken na dit arrest geldt dat een betaling pas is voltooid op het moment dat de rekening van de schuldeiser is gecrediteerd. Een betaling na de faillissementsdatum kan door de curator worden teruggevorderd.

Civiel RechtInsolventierecht, Financieel Recht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:268 - Combinatie stille en openbare verpanding: uitleg pandakte en partijbedoeling doorslaggevend - 21 februari 2019

ECLI:NL:HR:2019:26821 februari 2019Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Een pandakte die enkel bedoeld is voor een stil pandrecht, kan niet door mededeling een openbaar pandrecht vestigen op vorderingen die niet onder het stille pandrecht vallen. De uitleg van de pandakte en de processuele stellingname van partijen zijn hierbij bepalend.

Civiel RechtGoederenrecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:984 - Onoverdraagbaar is onverpandbaar: Hoge Raad koppelt verpanding aan overdraagbaarheid - 30 juni 2022

ECLI:NL:HR:2022:98430 juni 2022Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

Een beding dat een vordering onoverdraagbaar maakt met goederenrechtelijke werking (art. 3:83 lid 2 BW), leidt er ook toe dat de vordering onverpandbaar is. De Hoge Raad baseert dit op de artikelen 3:81 lid 1 en 3:228 BW.

Civiel RechtGoederenrecht, Insolventierecht
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:2901 - Famed/Kreikamp q.q.: Ontstaan vordering voor voltooide deelprestaties binnen DBC-traject - 16 november 2017

ECLI:NL:HR:2017:290116 november 2017Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Een vordering tot betaling van loon voor een geneeskundige behandeling ontstaat na verrichting van identificeerbare en op geld waardeerbare deelprestaties. De publiekrechtelijke DBC-systematiek, die de declaratie regelt, staat niet in de weg aan het tussentijds ontstaan van deze civielrechtelijke vorderingen vóór faillissement.

Civiel RechtInsolventierecht, Goederenrecht, Verbintenissenrecht, Gezondheidsrecht
Gerechtshof Den Haag

ECLI:NL:GHDHA:2024:1494 - Gerechtshof Den Haag - 19 augustus 2024

ECLI:NL:GHDHA:2024:149419 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2004:AO3858 - Hoge Raad - 8 april 2004

ECLI:NL:HR:2004:AO38588 april 2004Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak