Artikel 313 (Schuldsanering overeenkomstige toepassing Faillissementswet artikelen)
1. De artikelen 24 tot en met 31, 34 tot en met 38a, 40 tot en met 52, 54 tot en met 56 en 60a tot en met 63a zijn van overeenkomstige toepassing.
2. De in de eerste volzin van artikel 63a, eerste lid, bedoelde beslissing kan ook op verzoek van de schuldenaar dan wel ambtshalve worden gegeven door de rechter die de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitspreekt.
Uitleg in duidelijke taal
1. De artikelen 24 tot en met 31, 34 tot en met 38a, 40 tot en met 52, 54 tot en met 56 en 60a tot en met 63a zijn van overeenkomstige toepassing.
Dit lid stelt dat de genoemde artikelen uit de Faillissementswet, namelijk de artikelen 24 tot en met 31, 34 tot en met 38a, 40 tot en met 52, 54 tot en met 56, en 60a tot en met 63a, ook gelden (van overeenkomstige toepassing zijn) in het kader van de schuldsaneringsregeling voor natuurlijke personen.
2. De in de eerste volzin van artikel 63a, eerste lid, bedoelde beslissing kan ook op verzoek van de schuldenaar dan wel ambtshalve worden gegeven door de rechter die de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitspreekt.
Dit lid specificeert dat de beslissing die genoemd wordt in de eerste zin van het eerste lid van artikel 63a, ook genomen kan worden op verzoek van de schuldenaar. Bovendien kan deze beslissing ook ambtshalve worden gegeven door de rechter die de schuldsaneringsregeling toepast.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2007:BA5197 - Hoge Raad - 6 september 2007
ECLI:NL:HR:2019:377 - Verrekening na schuldsanering en schone lei is uitgesloten - 14 maart 2019
Verrekening met een vordering die is overgenomen nadat de schuldenaar tot de Wsnp is toegelaten, is niet mogelijk. Na beëindiging van de Wsnp met een schone lei verandert de resterende natuurlijke verbintenis dit niet; de vordering is niet langer afdwingbaar, waardoor verrekening is uitgesloten.
ECLI:NL:HR:2004:AO6933 - Hoge Raad - 3 juni 2004
ECLI:NL:HR:2018:2220 - Schorsing geding na faillissement: het onvoorwaardelijke recht van de wederpartij - 29 november 2018
De wederpartij van een gefailleerde heeft op grond van art. 27 Fw het onvoorwaardelijke recht om schorsing van het geding te vorderen. Een aanbod tot zekerheidsstelling voor proceskosten of een onbewezen stelling van cessie of lastgeving door de gefailleerde staat hieraan niet in de weg.
ECLI:NL:HR:2000:AA5776 - Hoge Raad - 11 mei 2000
ECLI:NL:HR:2019:36 - Zekerheidstelling bij verzet tegen faillissement door buitenlandse bestuurder - 10 januari 2019
De plicht tot het stellen van zekerheid voor proceskosten (art. 224 Rv) geldt ook voor een in het buitenland wonende derde die verzet instelt tegen een faillietverklaring (art. 10 Fw). Dit verzet wordt, gelet op de strekking van de bepaling, gelijkgesteld met het instellen van een vordering.
ECLI:NL:HR:2005:AT5543 - Hoge Raad - 22 september 2005
ECLI:NL:HR:2025:758 - Bewindvoerder als wettelijk vertegenwoordiger: de samenloop van erfrecht en beschermingsbewind - 15 mei 2025
De bewindvoerder in een meerderjarigenbewind is een wettelijk vertegenwoordiger in de zin van art. 4:193 BW. De termijn van drie maanden en de sanctie van beneficiaire aanvaarding bij stilzitten zijn van toepassing, in samenhang met de specifieke bevoegdheidsregels uit art. 1:441 BW.