Artikel 287a (Bevel instemming schuldregeling weigerachtige schuldeiser)
1. De schuldenaar kan in het verzoekschrift, bedoeld in artikel 284, eerste lid, de rechtbank verzoeken één of meer schuldeisers die weigert of weigeren mee te werken aan een vóór indiening van het verzoekschrift aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
2. De rechtbank stelt terstond dag, uur en plaats vast waarop zij de schuldenaar en schuldeiser of schuldeisers op wie het verzoek betrekking heeft, zal horen, onverminderd artikel 287, tweede lid.
3. De oproeping van de schuldenaar en de schuldeiser of schuldeisers geschiedt schriftelijk door de griffier. De rechter kan nader bepalen hoe deze oproeping geschiedt.
4. De rechtbank doet op de dag van de zitting of anders uiterlijk op de achtste dag daarna uitspraak op het verzoek. De uitspraak geschiedt bij vonnis.
5. De rechtbank wijst het verzoek toe indien de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. Artikel 300, lid 1, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing.
6. Indien de rechtbank het verzoek toewijst, veroordeelt de rechtbank de schuldeiser die instemming met de schuldregeling heeft geweigerd, in de kosten.
7. De rechtbank wijst het verzoek af indien de schuldbemiddeling niet wordt uitgevoerd door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet.
8. Indien de rechtbank het verzoek afwijst, beslist zij op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, indien de schuldenaar het verzoek daartoe handhaaft.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]
Uitleg in duidelijke taal
1. De schuldenaar kan in het verzoekschrift, bedoeld in artikel 284, eerste lid, de rechtbank verzoeken één of meer schuldeisers die weigert of weigeren mee te werken aan een vóór indiening van het verzoekschrift aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Dit lid betekent dat de schuldenaar, in het verzoekschrift zoals omschreven in artikel 284, eerste lid, de rechtbank kan vragen om één of meer schuldeisers die weigeren medewerking te verlenen aan een schuldregeling die vóór de indiening van het verzoekschrift is aangeboden, te bevelen om alsnog met die schuldregeling in te stemmen.
2. De rechtbank stelt terstond dag, uur en plaats vast waarop zij de schuldenaar en schuldeiser of schuldeisers op wie het verzoek betrekking heeft, zal horen, onverminderd artikel 287, tweede lid.
Dit lid houdt in dat de rechtbank onmiddellijk (terstond
) een datum, tijd en locatie bepaalt voor een zitting. Tijdens deze zitting zal de rechtbank de schuldenaar en de schuldeiser(s) waarop het verzoek ziet, horen. Dit gebeurt zonder afbreuk te doen aan (onverminderd
) de bepalingen van artikel 287, tweede lid.
3. De oproeping van de schuldenaar en de schuldeiser of schuldeisers geschiedt schriftelijk door de griffier. De rechter kan nader bepalen hoe deze oproeping geschiedt.
Dit lid stelt dat de griffier de schuldenaar en de betreffende schuldeiser(s) schriftelijk zal oproepen. De rechter heeft de bevoegdheid om nadere regels te stellen over de wijze waarop deze oproeping plaatsvindt.
4. De rechtbank doet op de dag van de zitting of anders uiterlijk op de achtste dag daarna uitspraak op het verzoek. De uitspraak geschiedt bij vonnis.
Dit lid bepaalt dat de rechtbank een beslissing neemt over het verzoek, hetzij op de dag van de zitting zelf, hetzij uiterlijk acht dagen daarna. Deze beslissing wordt formeel vastgelegd in een vonnis
.
5. De rechtbank wijst het verzoek toe indien de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. Artikel 300, lid 1, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing.
Dit lid betekent dat de rechtbank het verzoek zal toewijzen als de schuldeiser redelijkerwijs niet had mogen weigeren in te stemmen met de schuldregeling. Hierbij weegt de rechtbank de onevenredigheid
af tussen het belang van de schuldeiser bij zijn weigering en de belangen van de schuldenaar of andere schuldeisers die door deze weigering worden benadeeld. Bovendien betekent de zin "Artikel 300, lid 1, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing" dat de bepalingen uit dat specifieke wetsartikel hier gelden.
6. Indien de rechtbank het verzoek toewijst, veroordeelt de rechtbank de schuldeiser die instemming met de schuldregeling heeft geweigerd, in de kosten.
Dit lid stelt dat als de rechtbank het verzoek toewijst, de schuldeiser die geweigerd heeft met de schuldregeling in te stemmen, door de rechtbank veroordeeld zal worden tot betaling van de kosten.
7. De rechtbank wijst het verzoek af indien de schuldbemiddeling niet wordt uitgevoerd door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet.
Dit lid bepaalt dat de rechtbank het verzoek zal afwijzen als de schuldbemiddeling niet is uitgevoerd door een persoon of instelling die voldoet aan de eisen van artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet.
8. Indien de rechtbank het verzoek afwijst, beslist zij op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, indien de schuldenaar het verzoek daartoe handhaaft.
Dit lid houdt in dat als de rechtbank het verzoek (om de schuldeiser te bevelen in te stemmen) afwijst, zij alsnog een beslissing zal nemen over het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, mits de schuldenaar dit verzoek handhaaft.