Terug naar bibliotheek
Titel I. Van faillissement
Eerste afdeling. Van de faillietverklaring
Artikel 16

Artikel 16 (Kosteloze behandeling of opheffing faillissement)

Laatste versie

1. Indien niet voldoende baten beschikbaar zijn voor de voldoening van de faillissementskosten en de overige boedelschulden, kan de rechtbank, op voordracht van de rechter-commissaris en na de schuldeiserscommissie, zo die er is, gehoord te hebben, bevelen, hetzij de kosteloze behandeling, hetzij, na verhoor of behoorlijke oproeping van de gefailleerde, en in dit geval bij beschikking in het openbaar uit te spreken, de opheffing van het faillissement.

2. De rechter, die de opheffing van het faillissement beveelt, stelt tevens het bedrag van de faillissementskosten vast en - zo daartoe gronden aanwezig zijn - van het salaris van de curator. Hij brengt deze bedragen ten laste van de schuldenaar. Zij worden bij voorrang boven alle andere schulden voldaan. Artikel 71, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. Tegen deze vaststelling staat geen rechtsmiddel open. Een bevelschrift van tenuitvoerlegging zal daarvan worden uitgegeven ten behoeve van de curator.

4. In afwijking van hetgeen in het tweede lid is bepaald, komen de kosten van de in deze titel bevolen publicaties, voorzover deze niet uit de boedel kunnen worden voldaan, ten laste van de Staat. De griffier van het rechtscollege dat de opheffing heeft bevolen, draagt zorg voor de voldoening van het door de rechtbank vast te stellen bedrag dat ten laste van de Staat komt.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien niet voldoende baten beschikbaar zijn voor de voldoening van de faillissementskosten en de overige boedelschulden, kan de rechtbank, op voordracht van de rechter-commissaris en na de schuldeiserscommissie, zo die er is, gehoord te hebben, bevelen, hetzij de kosteloze behandeling, hetzij, na verhoor of behoorlijke oproeping van de gefailleerde, en in dit geval bij beschikking in het openbaar uit te spreken, de opheffing van het faillissement.

Dit betekent letterlijk: Als er niet genoeg bezittingen (baten) zijn om de kosten van het faillissement en andere schulden die uit de failliete boedel betaald moeten worden (boedelschulden) te dekken, dan kan de rechtbank een beslissing nemen. Dit gebeurt op voorstel (voordracht) van de rechter-commissaris en nadat de schuldeiserscommissie (als die is ingesteld) is gehoord. De rechtbank kan dan bevelen:

  • ofwel de kosteloze behandeling van het faillissement;
  • ofwel de opheffing van het faillissement. Deze opheffing vindt plaats nadat de failliete persoon (gefailleerde) is gehoord of correct is opgeroepen, en de beslissing tot opheffing wordt in een openbare zitting uitgesproken (bij beschikking in het openbaar uit te spreken).

2. De rechter, die de opheffing van het faillissement beveelt, stelt tevens het bedrag van de faillissementskosten vast en - zo daartoe gronden aanwezig zijn - van het salaris van de curator. Hij brengt deze bedragen ten laste van de schuldenaar. Zij worden bij voorrang boven alle andere schulden voldaan. Artikel 71, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Dit betekent letterlijk: De rechter die beslist tot opheffing van het faillissement, bepaalt (stelt vast) tegelijkertijd hoe hoog de faillissementskosten zijn. Als daar redenen voor zijn, bepaalt de rechter ook het salaris van de curator. Deze kosten en het salaris moet de schuldenaar betalen (komen ten laste van de schuldenaar). Deze bedragen moeten als eerste betaald worden, vóór alle andere schulden (bij voorrang boven alle andere schulden voldaan). Het derde lid van artikel 71 is hierop ook van toepassing (van overeenkomstige toepassing).

3. Tegen deze vaststelling staat geen rechtsmiddel open. Een bevelschrift van tenuitvoerlegging zal daarvan worden uitgegeven ten behoeve van de curator.

Dit betekent letterlijk: Tegen de beslissing over de hoogte van de kosten en het salaris (deze vaststelling) kan niet in beroep worden gegaan of een ander juridisch bezwaar worden gemaakt (staat geen rechtsmiddel open). Er zal een officieel document (bevelschrift van tenuitvoerlegging) worden gemaakt waarmee de curator de vastgestelde bedragen kan innen.

4. In afwijking van hetgeen in het tweede lid is bepaald, komen de kosten van de in deze titel bevolen publicaties, voorzover deze niet uit de boedel kunnen worden voldaan, ten laste van de Staat. De griffier van het rechtscollege dat de opheffing heeft bevolen, draagt zorg voor de voldoening van het door de rechtbank vast te stellen bedrag dat ten laste van de Staat komt.

Dit betekent letterlijk: Anders dan wat in het tweede lid staat (in afwijking van), worden de kosten voor de publicaties die volgens deze titel (van de Faillissementswet) verplicht zijn, door de Staat betaald. Dit geldt alleen als deze publicatiekosten niet uit de bezittingen van de failliete boedel betaald kunnen worden. De griffier van de rechtbank of het gerechtshof (rechtscollege) die de opheffing van het faillissement heeft bevolen, zorgt ervoor dat het bedrag dat de Staat moet betalen, zoals vastgesteld door de rechtbank, ook daadwerkelijk wordt betaald.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad53x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:3636

ECLI:NL:HR:2015:363618 december 2015Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:681

ECLI:NL:HR:2018:6814 mei 2018Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:164 - Beslag tot levering en de negeerbare overdracht aan een derde

ECLI:NL:HR:2022:16411 februari 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een schuldeiser die conservatoir beslag tot levering heeft gelegd, kan de latere overdracht van het beslagen goed aan een derde negeren. De vordering tot levering in de hoofdzaak moet tegen de oorspronkelijke schuldenaar worden ingesteld, ook na deze vervreemding.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Intellectueel Eigendomsrecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:3269

ECLI:NL:HR:2017:326922 december 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2020:1016 - Opheffing faillissement bij lege boedel ondanks mogelijke vordering op bestuurder

ECLI:NL:HR:2020:10165 juni 2020Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Een faillissement kan worden opgeheven bij gebrek aan baten, ook als een mogelijke vordering wegens bestuurdersaansprakelijkheid bestaat. De schuldeiser moet aannemelijk maken dat er voldoende verhaalsmogelijkheden zijn. De Garantstellingsregeling is geen automatisme als de curator de kans op verhaal te laag inschat.

Civiel RechtInsolventierecht, Ondernemingsrecht
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2016:235

ECLI:NL:HR:2016:23512 februari 2016Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2015:3337

ECLI:NL:HR:2015:333720 november 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak