Arrest inhoud

20 november 2015

Eerste Kamer

15/03680

LZ/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[verzoeker],verblijvende te [plaats], VERZOEKER tot cassatie, advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.

Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. het vonnis in de zaak C/16/14/148 F van de rechtbank Midden-Nederland van 9 december 2014;

b. de beschikking in de zaak 200.161.398/01 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 juli 2015.

De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot toepassing van art. 80a lid 1 RO. De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 22 oktober 2015 op dit standpunt gereageerd.

3 Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 4-7). De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en V. van den Brink, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president E.J. Numann op 20 november 2015.