Artikel 128 (Verificatie interesten na faillietverklaring)
Interesten, na de faillietverklaring lopende, kunnen niet geverifieerd worden, tenzij door pand of hypotheek gedekt. In dit geval worden zij pro memorie geverifieerd. Voorzover de interesten op de opbrengst van het onderpand niet batig gerangschikt worden, kan de schuldeiser uit deze verificatie geen rechten ontlenen.
Uitleg in duidelijke taal
Interesten, na de faillietverklaring lopende, kunnen niet geverifieerd worden, tenzij door pand of hypotheek gedekt. In dit geval worden zij pro memorie geverifieerd. Voorzover de interesten op de opbrengst van het onderpand niet batig gerangschikt worden, kan de schuldeiser uit deze verificatie geen rechten ontlenen.
Dit artikel bepaalt dat interesten die zijn opgelopen na de datum van de faillietverklaring, in beginsel niet kunnen worden geverifieerd als schuldvordering. Een uitzondering geldt voor interesten die gedekt zijn door een pandrecht of een hypotheekrecht; deze worden 'pro memorie' geverifieerd. Dit betekent dat ze voorlopig worden genoteerd. Echter, als de opbrengst van het pand of de hypotheek (het onderpand) niet voldoende is om deze interesten te dekken (dat wil zeggen, ze worden niet 'batig gerangschikt' op die opbrengst), dan kan de schuldeiser uit deze pro memorie verificatie geen rechten doen gelden voor het ongedekte deel van de interesten.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:1272 - Rente bij vereffening nalatenschap: fixatiebeginsel uit Faillissementswet niet van toepassing
Het fixatiebeginsel uit de Faillissementswet (art. 128 Fw), dat de rente op vorderingen stopt per faillietverklaring, is niet van overeenkomstige toepassing bij de vereffening van een nalatenschap. Rente over schulden van de nalatenschap loopt door en moet op de uitdelingslijst worden opgenomen.
ECLI:NL:HR:2016:1294
ECLI:NL:HR:2024:210
ECLI:NL:HR:2023:649 - SNS Onteigening: Waardering Achtergestelde Leningen en Toekomstperspectief
De Hoge Raad bekrachtigt de schadeloosstelling voor onteigende SNS-effecten. De waardebepaling, gebaseerd op een objectief toekomstperspectief (langjarige run-off) en een specifieke uitleg van achterstellingsclausules, wordt door de Hoge Raad niet als onjuist of onbegrijpelijk beschouwd, waarmee de feitelijke beoordelingsruimte van de Ondernemingskamer wordt gerespecteerd.