Artikel 928 (Mededelingsplicht verzekeringnemer vóór contractsluiting)
1. De verzekeringnemer is verplicht vóór het sluiten van de overeenkomst aan de verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen.
2. Indien de belangen van een bij het aangaan van de verzekering bekende derde worden gedekt, omvat de in lid 1 bedoelde verplichting mede de hem betreffende feiten die deze kent of behoort te kennen, en waarvan naar deze weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar afhangt of kan afhangen. De vorige zin mist toepassing bij persoonsverzekering.
3. Betreft een persoonsverzekering het risico van een bekende derde die de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, dan omvat de mededelingsplicht mede de hem betreffende feiten die deze kent of behoort te kennen en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar afhangt of kan afhangen.
4. De mededelingsplicht betreft niet feiten die de verzekeraar reeds kent of behoort te kennen, en evenmin feiten, die niet tot een voor de verzekeringnemer ongunstiger beslissing zouden hebben geleid. De verzekeringnemer of de derde, bedoeld in lid 2 of lid 3, kan zich er echter niet op beroepen dat de verzekeraar bepaalde feiten reeds kent of behoort te kennen indien op een daarop gerichte vraag een onjuist of onvolledig antwoord is gegeven. De mededelingsplicht betreft voorts geen feiten waarnaar ingevolge de artikelen 3 tot en met 6 van de Wet op de medische keuringen in de daar bedoelde gevallen geen medisch onderzoek mag worden verricht en geen vragen mogen worden gesteld.
5. De verzekeringnemer is slechts verplicht feiten mede te delen omtrent zijn strafrechtelijk verleden of omtrent dat van derden, voor zover zij zijn voorgevallen binnen de acht jaren die aan het sluiten van de verzekering vooraf zijn gegaan en voor zover de verzekeraar omtrent dat verleden uitdrukkelijk een vraag heeft gesteld in niet voor misverstand vatbare termen.
6. Indien de verzekering is gesloten op de grondslag van een door de verzekeraar opgestelde vragenlijst, kan deze zich er niet op beroepen dat vragen niet zijn beantwoord, of feiten waarnaar niet was gevraagd, niet zijn medegedeeld, en evenmin dat een in algemene termen vervatte vraag onvolledig is beantwoord, tenzij is gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden.
Uitleg in duidelijke taal
1. De verzekeringnemer is verplicht vóór het sluiten van de overeenkomst aan de verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen.
Dit betekent dat de persoon die een verzekering wil afsluiten (de verzekeringnemer) de plicht heeft om, voordat de verzekeringsovereenkomst tot stand komt, de verzekeraar te informeren over alle feiten. Het gaat hierbij om feiten die de verzekeringnemer weet of redelijkerwijs zou moeten weten. Bovendien moeten dit feiten zijn waarvan de verzekeringnemer weet of redelijkerwijs zou moeten begrijpen dat de beslissing van de verzekeraar om de verzekering al dan niet, en zo ja, onder welke voorwaarden, af te sluiten, ervan afhangt of kan afhangen.
2. Indien de belangen van een bij het aangaan van de verzekering bekende derde worden gedekt, omvat de in lid 1 bedoelde verplichting mede de hem betreffende feiten die deze kent of behoort te kennen, en waarvan naar deze weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar afhangt of kan afhangen. De vorige zin mist toepassing bij persoonsverzekering.
Dit lid stelt dat als de verzekering ook de belangen dekt van een derde persoon die bij het afsluiten van de verzekering bekend is, de mededelingsplicht uit lid 1 ook geldt voor feiten die deze derde persoon betreffen. Het gaat om feiten die deze derde kent of behoort te kennen, en waarvan deze derde weet of behoort te begrijpen dat de beslissing van de verzekeraar ervan afhangt of kan afhangen. De regel uit de vorige zin is echter niet van toepassing als het om een persoonsverzekering gaat.
3. Betreft een persoonsverzekering het risico van een bekende derde die de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, dan omvat de mededelingsplicht mede de hem betreffende feiten die deze kent of behoort te kennen en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar afhangt of kan afhangen.
Dit lid specificeert dat indien een persoonsverzekering het risico dekt van een bekende derde persoon die zestien jaar of ouder is, de mededelingsplicht ook de feiten omvat die deze derde persoon betreffen. Het gaat hierbij om feiten die deze derde kent of behoort te kennen, en waarvan deze derde weet of behoort te begrijpen dat de beslissing van de verzekeraar ervan afhangt of kan afhangen.
4. De mededelingsplicht betreft niet feiten die de verzekeraar reeds kent of behoort te kennen, en evenmin feiten, die niet tot een voor de verzekeringnemer ongunstiger beslissing zouden hebben geleid. De verzekeringnemer of de derde, bedoeld in lid 2 of lid 3, kan zich er echter niet op beroepen dat de verzekeraar bepaalde feiten reeds kent of behoort te kennen indien op een daarop gerichte vraag een onjuist of onvolledig antwoord is gegeven. De mededelingsplicht betreft voorts geen feiten waarnaar ingevolge de artikelen 3 tot en met 6 van de Wet op de medische keuringen in de daar bedoelde gevallen geen medisch onderzoek mag worden verricht en geen vragen mogen worden gesteld.
Dit lid geeft uitzonderingen op de mededelingsplicht. De plicht geldt niet voor feiten die de verzekeraar al kent of zou moeten kennen. Ook geldt de plicht niet voor feiten die niet zouden hebben geleid tot een beslissing die nadeliger is voor de verzekeringnemer. Echter, de verzekeringnemer of de in lid 2 of 3 genoemde derde kan niet aanvoeren dat de verzekeraar bepaalde feiten al kent of behoort te kennen, als er op een specifieke vraag hierover een onjuist of onvolledig antwoord is gegeven. Verder omvat de mededelingsplicht geen feiten waarover volgens de artikelen 3 tot en met 6 van de Wet op de medische keuringen (in de daarin genoemde situaties) geen medisch onderzoek mag plaatsvinden en geen vragen mogen worden gesteld.
5. De verzekeringnemer is slechts verplicht feiten mede te delen omtrent zijn strafrechtelijk verleden of omtrent dat van derden, voor zover zij zijn voorgevallen binnen de acht jaren die aan het sluiten van de verzekering vooraf zijn gegaan en voor zover de verzekeraar omtrent dat verleden uitdrukkelijk een vraag heeft gesteld in niet voor misverstand vatbare termen.
Dit lid beperkt de mededelingsplicht met betrekking tot het strafrechtelijk verleden van de verzekeringnemer of van derden. De verzekeringnemer hoeft hierover alleen feiten mede te delen als deze feiten hebben plaatsgevonden in de acht jaar direct voorafgaand aan het sluiten van de verzekering. Een bijkomende voorwaarde is dat de verzekeraar expliciet en in duidelijke, ondubbelzinnige bewoordingen een vraag over dit strafrechtelijk verleden heeft gesteld.
6. Indien de verzekering is gesloten op de grondslag van een door de verzekeraar opgestelde vragenlijst, kan deze zich er niet op beroepen dat vragen niet zijn beantwoord, of feiten waarnaar niet was gevraagd, niet zijn medegedeeld, en evenmin dat een in algemene termen vervatte vraag onvolledig is beantwoord, tenzij is gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden.
Dit lid bepaalt dat als de verzekering is afgesloten op basis van een vragenlijst die door de verzekeraar is verstrekt, de verzekeraar zich later niet kan beroepen op bepaalde nalatigheden van de verzekeringnemer. Specifiek kan de verzekeraar niet aanvoeren dat vragen onbeantwoord zijn gebleven, of dat feiten waar niet naar gevraagd is, niet zijn medegedeeld. Ook kan de verzekeraar niet aanvoeren dat een algemeen geformuleerde vraag onvolledig is beantwoord. Een uitzondering hierop is als de verzekeringnemer heeft gehandeld met de intentie om de verzekeraar opzettelijk te misleiden.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2020:311 - Uitleg 'opzet tot misleiding' bij mededelingsplicht na verwezenlijking risico
Voor 'opzet tot misleiding' in art. 7:941 lid 5 BW is de bedoeling vereist om de verzekeraar te bewegen een uitkering te verstrekken die hij anders niet zou geven. Deze uitleg sluit aan bij de interpretatie van hetzelfde begrip in art. 7:930 lid 5 BW.
ECLI:NL:HR:2018:1841 - Verzwijging en de maatstaf van de redelijk handelend verzekeraar
Bij schending van de mededelingsplicht wordt de vraag of een verzekeraar de overeenkomst zou hebben gesloten getoetst aan de maatstaf van een 'redelijk handelend verzekeraar'. Een verzekeraar kan zich slechts op een afwijkend, strenger beleid beroepen als hij aantoont dat de verzekeringnemer dit kende.
ECLI:NL:HR:2016:507
ECLI:NL:HR:2021:178 - Kennisgeving schending mededelingsplicht: adres verzekeringnemer leidend, ook bij vermissing
De kennisgeving van schending van de mededelingsplicht (art. 7:929 BW) moet door de verzekeraar worden gedaan aan de verzekeringnemer of diens rechtsopvolgers, op het laatst bekende adres. Een mededeling aan een derde, zoals een curator of begunstigde, is onvoldoende, ook bij vermissing of overlijden.
ECLI:NL:HR:2016:336 - Verzwijging bij verzekering: opzetvereiste en zorgplicht van de tussenpersoon
Bij een verzekeringsaanvraag met vragenlijst moet de verzekeraar bij een niet-gevraagd feit opzet tot misleiding bewijzen. De zorgplicht van een assurantietussenpersoon vereist dat hij, bij wetenschap van een eerdere opzegging, actief naar de achtergrond daarvan informeert ter bescherming van de cliënt.