Terug naar bibliotheek
Boek 3. Vermogensrecht in het algemeen
Titel 11. Rechtsvorderingen
Artikel 320

Artikel 320 (Voortduren verjaringstermijn bij verlengingsgrond)

Laatste versie

Wanneer een verjaringstermijn zou aflopen tijdens het bestaan van een verlengingsgrond of binnen zes maanden na het verdwijnen van een zodanige grond, loopt de termijn voort totdat zes maanden na het verdwijnen van die grond zijn verstreken.

Uitleg in duidelijke taal

Wanneer een verjaringstermijn zou aflopen tijdens het bestaan van een verlengingsgrond of binnen zes maanden na het verdwijnen van een zodanige grond, loopt de termijn voort totdat zes maanden na het verdwijnen van die grond zijn verstreken.

Dit artikel bepaalt dat als een verjaringstermijn zou eindigen (aflopen) terwijl er een verlengingsgrond van kracht is, of als de verjaringstermijn zou eindigen binnen een periode van zes maanden nadat zo'n verlengingsgrond is opgehouden te bestaan (verdwijnen), de verjaringstermijn niet direct afloopt. In plaats daarvan loopt de termijn voort en eindigt pas zes maanden nadat de verlengingsgrond daadwerkelijk is verdwenen (zijn verstreken).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad30x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:1413 - Kennis frauderende bestuurder niet toegerekend aan vennootschap bij verjaring - 10 september 2020

ECLI:NL:HR:2020:141310 september 2020Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Kennis van een frauderende bestuurder met een tegenstrijdig belang wordt niet toegerekend aan de rechtspersoon voor de aanvang van de verjaringstermijn, zeker als een derde partij bewust meewerkt aan en profiteert van de verzwegen belangenverstrengeling. De verjaring start pas bij daadwerkelijke kennis van de benadeelde vennootschap.

Civiel RechtOndernemingsrecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad25x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BV6769 - Verjaring bestuurdersaansprakelijkheid en aanvangsmoment termijn bij dagvaarding door derde - 3 mei 2012

ECLI:NL:HR:2012:BV67693 mei 2012Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

De verjaringstermijn voor een vordering uit bestuurdersaansprakelijkheid (art. 2:9 BW) begint te lopen wanneer de vennootschap door een derde wordt gedagvaard. Op dat moment is zij daadwerkelijk bekend met de feiten waaruit haar schade (de mogelijke veroordeling) voortvloeit en kan zij een vordering instellen.

Civiel RechtVerbintenissenrecht, Ondernemingsrecht, Insolventierecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad26x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BU6591 - Verzuim en opeisbaarheid bij niet-nagekomen periodiek verrekenbeding - 1 december 2011

ECLI:NL:HR:2011:BU65911 december 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad bepaalt dat een vordering uit een niet-uitgevoerd periodiek verrekenbeding ontstaat en opeisbaar wordt bij indiening van het echtscheidingsverzoek. Verzuim treedt dan direct in zonder ingebrekestelling, omdat dit voortvloeit uit de aard van de omgezette finale verrekenplicht en de redelijkheid en billijkheid.

Civiel RechtPersonen en Familierecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:1310 - Verjaring vordering op na faillissement opgeheven rechtspersoon: een ongeschreven verlengingsgrond - 16 juli 2020

ECLI:NL:HR:2020:131016 juli 2020Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat er een ongeschreven verlengingsgrond voor verjaring bestaat voor vorderingen op een rechtspersoon die na faillissement is opgehouden te bestaan. Dit past in het stelsel van de wet en voorkomt dat een vordering verjaart terwijl de schuldenaar niet bestaat.

Civiel RechtInsolventierecht, Verbintenissenrecht, Ondernemingsrecht
Hoge Raad12x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:1182 - Verjaring vordering op niet meer bestaande rechtspersoon en de gevolgen voor borgtocht - 29 juni 2017

ECLI:NL:HR:2017:118229 juni 2017Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

De verjaring van een vordering op een rechtspersoon die is opgehouden te bestaan na opheffing van het faillissement bij gebrek aan baten, loopt voort zonder dat stuiting nodig is. De verjaringstermijn wordt verlengd op grond van artikel 2:23c lid 2 BW, waardoor de borgtocht niet tenietgaat.

Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1936 - Verjaring van vergoedingsrechten tussen echtgenoten: geen korte termijn van vijf jaar - 22 december 2022

ECLI:NL:HR:2022:193622 december 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Vergoedingsvorderingen tussen echtgenoten verjaren niet na vijf jaar. De Hoge Raad oordeelt dat de aard van de huwelijkse verhouding zich verzet tegen analoge toepassing van de korte verjaringstermijnen uit Boek 3 BW, omdat van echtgenoten niet verwacht kan worden dat zij tijdens het huwelijk rechtsmaatregelen treffen.

Civiel RechtPersonen en Familierecht, Verbintenissenrecht
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:6799 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 27 augustus 2024

ECLI:NL:RBZWB:2024:679927 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2025:423 - Verjaring van pensioenpremies: aanvangsmoment en rol artikel 26 Pensioenwet - 20 maart 2025

ECLI:NL:HR:2025:42320 maart 2025Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad verduidelijkt dat de vijfjarige verjaringstermijn voor pensioenpremie-vorderingen (art. 3:308 BW) aanvangt op basis van de betalingstermijnen in art. 26 Pensioenwet, ook als het pensioenfonds geen premienota heeft verstuurd en de werkgever niet was aangesloten.

Civiel RechtArbeidsrecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AU7502 - Hoge Raad - 19 januari 2006

ECLI:NL:HR:2006:AU750219 januari 2006Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2024:5147 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 12 augustus 2024

ECLI:NL:GHARL:2024:514712 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak