Terug naar bibliotheek
Boek 3. Vermogensrecht in het algemeen
Titel 11. Rechtsvorderingen
Artikel 307

Artikel 307 (Verjaring rechtsvordering nakoming overeenkomst)

Laatste versie

1. Een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst tot een geven of een doen verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden.

2. In geval van een verbintenis tot nakoming na onbepaalde tijd loopt de in lid 1 bedoelde termijn pas van de aanvang van de dag, volgende op die waartegen de schuldeiser heeft medegedeeld tot opeising over te gaan, en verjaart de in lid 1 bedoelde rechtsvordering in elk geval door verloop van twintig jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waartegen de opeising, zonodig na opzegging door de schuldeiser, op zijn vroegst mogelijk was.

Uitleg in duidelijke taal

1. Een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst tot een geven of een doen verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden.

Dit artikelonderdeel stelt dat een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit een overeenkomst, welke een verplichting tot een geven of een doen inhoudt, verjaart door het verloop van vijf jaren. Deze termijn begint te lopen na de aanvang van de dag die volgt op de dag waarop de vordering opeisbaar is geworden.

2. In geval van een verbintenis tot nakoming na onbepaalde tijd loopt de in lid 1 bedoelde termijn pas van de aanvang van de dag, volgende op die waartegen de schuldeiser heeft medegedeeld tot opeising over te gaan, en verjaart de in lid 1 bedoelde rechtsvordering in elk geval door verloop van twintig jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waartegen de opeising, zonodig na opzegging door de schuldeiser, op zijn vroegst mogelijk was.

Dit artikelonderdeel specificeert dat in het geval van een verbintenis tot nakoming na onbepaalde tijd, de in lid 1 bedoelde termijn pas begint te lopen vanaf de aanvang van de dag, volgend op de dag waarop de schuldeiser heeft medegedeeld tot opeising over te gaan. De in lid 1 bedoelde rechtsvordering verjaart in ieder geval door het verloop van twintig jaren na de aanvang van de dag, volgend op de dag waarop de opeising, indien nodig na opzegging door de schuldeiser, op zijn vroegst mogelijk was.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad67x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1995:ZC1827

ECLI:NL:HR:1995:ZC182729 september 1995Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad25x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BZ3749

ECLI:NL:HR:2013:BZ374914 juni 2013Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtFinancieel Recht, Verbintenissenrecht, Verzekeringsrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad23x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BT8462

ECLI:NL:HR:2012:BT84623 februari 2012Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad18x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1999:AA3369

ECLI:NL:HR:1999:AA336912 november 1999Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:2988 - Verjaring en uitleg van medisch voorbehoud in vaststellingsovereenkomst

ECLI:NL:HR:2016:298823 december 2016Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak

De uitleg van een medisch voorbehoud als opschortende voorwaarde is bepalend voor de aanvang van de verjaring. De twintigjarige termijn van art. 3:307 lid 2 BW vangt pas aan wanneer de schade zich daadwerkelijk openbaart en de schuldeiser daarmee bekend wordt.

Civiel RechtVerbintenissenrecht, Letselschaderecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad12x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:2194

ECLI:NL:HR:2015:219414 augustus 2015Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtVerbintenissenrecht, Goederenrecht, Vastgoedrecht
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1936 - Verjaring van vergoedingsrechten tussen echtgenoten: geen korte termijn van vijf jaar

ECLI:NL:HR:2022:193623 december 2022Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

Vergoedingsvorderingen tussen echtgenoten verjaren niet na vijf jaar. De Hoge Raad oordeelt dat de aard van de huwelijkse verhouding zich verzet tegen analoge toepassing van de korte verjaringstermijnen uit Boek 3 BW, omdat van echtgenoten niet verwacht kan worden dat zij tijdens het huwelijk rechtsmaatregelen treffen.

Civiel RechtPersonen En Familierecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:3423

ECLI:NL:HR:2015:342327 november 2015Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2002:AE7347

ECLI:NL:HR:2002:AE73471 november 2002Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1999:ZC3206

ECLI:NL:HR:1999:ZC320626 maart 1999Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak