Artikel 350 (Ondernemingskamer: beslissing enquêteverzoek, kosten, gevolgen)
1. De ondernemingskamer wijst het verzoek slechts toe, wanneer blijkt van gegronde redenen om aan een juist beleid of juiste gang van zaken te twijfelen.
2. Indien de ondernemingskamer het verzoek afwijst, en daarbij beslist dat het naar haar oordeel niet op redelijke grond is gedaan, kan de rechtspersoon tegen de verzoeker of verzoekers bij de ondernemingskamer een eis instellen tot vergoeding van de schade die hij ten gevolge van het verzoek lijdt. Voor de instelling van een vordering tegen een verzoeker geldt als diens woonplaats mede de woonplaats die hij voor de indiening van het verzoek heeft gekozen.
3. Wordt het verzoek toegewezen, dan stelt de ondernemingskamer het bedrag vast dat het onderzoek ten hoogste mag kosten. De ondernemingskamer kan hangende het onderzoek dit bedrag op verzoek van de door haar benoemde personen verhogen, na verhoor, althans oproeping van de oorspronkelijke verzoekers. De ondernemingskamer bepaalt de vergoeding van de door haar benoemde personen. De rechtspersoon betaalt de kosten van het onderzoek alsmede de redelijke en in redelijkheid gemaakte kosten van verweer van de met het onderzoek belaste personen terzake de vaststelling van aansprakelijkheid vanwege de uitvoering van het onderzoek of het verslag van de uitkomst van het onderzoek; in geval van geschil beslist de ondernemingskamer op verzoek van de meest gerede partij. De ondernemingskamer kan bepalen dat de rechtspersoon voor de betaling der kosten zekerheid moet stellen.
4. De ondernemingskamer benoemt, tegelijk met de met het onderzoek belaste personen, een raadsheer-commissaris. Indien de goede gang van zaken van het onderzoek dit vereist, kan de raadsheer-commissaris op verlangen van verzoekers of belanghebbenden aanwijzingen geven over de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd. De raadsheer-commissaris beslist niet dan nadat hij de met het onderzoek belaste personen in de gelegenheid heeft gesteld hun zienswijze aangaande het verlangen te geven. De raadsheer-commissaris kan ook de met het onderzoek belaste personen op hun verlangen een aanwijzing geven. De raadsheer-commissaris beslist niet dan nadat hij de rechtspersoon die in de procedure is verschenen in de gelegenheid heeft gesteld zijn zienswijze aangaande het verlangen te geven. De raadsheer-commissaris kan ook anderen in de gelegenheid stellen hun zienswijze te geven. Tegen beslissingen van de raadsheer-commissaris als bedoeld in dit lid staat geen beroep in cassatie open.
Uitleg in duidelijke taal
1. De ondernemingskamer wijst het verzoek slechts toe, wanneer blijkt van gegronde redenen om aan een juist beleid of juiste gang van zaken te twijfelen.
Dit lid stelt dat de ondernemingskamer een verzoek om een enquête alleen zal goedkeuren (toewijzen) als er duidelijke en gerechtvaardigde (gegronde) redenen zijn die aanleiding geven tot twijfel over de vraag of het beleid of de gang van zaken binnen de rechtspersoon correct (juist) is geweest.
2. Indien de ondernemingskamer het verzoek afwijst, en daarbij beslist dat het naar haar oordeel niet op redelijke grond is gedaan, kan de rechtspersoon tegen de verzoeker of verzoekers bij de ondernemingskamer een eis instellen tot vergoeding van de schade die hij ten gevolge van het verzoek lijdt. Voor de instelling van een vordering tegen een verzoeker geldt als diens woonplaats mede de woonplaats die hij voor de indiening van het verzoek heeft gekozen.
Dit lid bepaalt dat als de ondernemingskamer het verzoek om een enquête afkeurt (afwijst) en tegelijkertijd oordeelt dat het verzoek zonder een redelijke basis (niet op redelijke grond) is ingediend, de rechtspersoon (de onderneming waar het om gaat) de mogelijkheid heeft om bij de ondernemingskamer een vordering (eis) in te dienen tegen de indiener(s) van het verzoek. Deze vordering strekt tot het verkrijgen van een vergoeding voor de schade die de rechtspersoon heeft geleden als gevolg van (ten gevolge van) het onterechte verzoek. Verder specificeert dit lid dat wanneer een dergelijke vordering tegen een verzoeker wordt ingesteld, de woonplaats die de verzoeker heeft opgegeven bij het indienen van het oorspronkelijke enquêteverzoek, mede als zijn officiële woonplaats wordt beschouwd voor deze procedure.
3. Wordt het verzoek toegewezen, dan stelt de ondernemingskamer het bedrag vast dat het onderzoek ten hoogste mag kosten. De ondernemingskamer kan hangende het onderzoek dit bedrag op verzoek van de door haar benoemde personen verhogen, na verhoor, althans oproeping van de oorspronkelijke verzoekers. De ondernemingskamer bepaalt de vergoeding van de door haar benoemde personen. De rechtspersoon betaalt de kosten van het onderzoek alsmede de redelijke en in redelijkheid gemaakte kosten van verweer van de met het onderzoek belaste personen terzake de vaststelling van aansprakelijkheid vanwege de uitvoering van het onderzoek of het verslag van de uitkomst van het onderzoek; in geval van geschil beslist de ondernemingskamer op verzoek van de meest gerede partij. De ondernemingskamer kan bepalen dat de rechtspersoon voor de betaling der kosten zekerheid moet stellen.
Dit lid beschrijft de financiële aspecten wanneer een enquêteverzoek wordt goedgekeurd (toegewezen). Ten eerste bepaalt (stelt vast) de ondernemingskamer het maximale bedrag (ten hoogste) dat het onderzoek mag kosten. Gedurende het onderzoek (hangende het onderzoek) kan de ondernemingskamer dit maximale bedrag verhogen als de door haar aangewezen onderzoekers daarom verzoeken; dit gebeurt nadat de oorspronkelijke verzoekers zijn gehoord of tenminste zijn opgeroepen (althans oproeping). De ondernemingskamer stelt ook de beloning (vergoeding) vast voor de personen die zij heeft benoemd om het onderzoek uit te voeren. De rechtspersoon (de onderzochte onderneming) is verantwoordelijk voor het betalen van de kosten van het onderzoek. Dit omvat tevens de redelijke kosten die de onderzoekers in redelijkheid hebben gemaakt voor hun verdediging (kosten van verweer) in procedures die verband houden met de vaststelling van hun aansprakelijkheid voortvloeiend uit de uitvoering van het onderzoek of het rapport (verslag) over de onderzoeksresultaten. Als er een meningsverschil (geschil) ontstaat over deze kosten, neemt de ondernemingskamer een beslissing op verzoek van de partij die het meest belang heeft bij een snelle afdoening (meest gerede partij). Tot slot kan de ondernemingskamer de rechtspersoon verplichten om een garantie (zekerheid) te stellen voor de betaling van de kosten.
4. De ondernemingskamer benoemt, tegelijk met de met het onderzoek belaste personen, een raadsheer-commissaris. Indien de goede gang van zaken van het onderzoek dit vereist, kan de raadsheer-commissaris op verlangen van verzoekers of belanghebbenden aanwijzingen geven over de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd. De raadsheer-commissaris beslist niet dan nadat hij de met het onderzoek belaste personen in de gelegenheid heeft gesteld hun zienswijze aangaande het verlangen te geven. De raadsheer-commissaris kan ook de met het onderzoek belaste personen op hun verlangen een aanwijzing geven. De raadsheer-commissaris beslist niet dan nadat hij de rechtspersoon die in de procedure is verschenen in de gelegenheid heeft gesteld zijn zienswijze aangaande het verlangen te geven. De raadsheer-commissaris kan ook anderen in de gelegenheid stellen hun zienswijze te geven. Tegen beslissingen van de raadsheer-commissaris als bedoeld in dit lid staat geen beroep in cassatie open.
Dit lid regelt de aanstelling en rol van een raadsheer-commissaris. De ondernemingskamer wijst gelijktijdig met de aanstelling van de onderzoekers (de met het onderzoek belaste personen) een raadsheer-commissaris aan. Als een goede voortgang (goede gang van zaken) van het onderzoek dit noodzakelijk maakt (vereist), kan deze raadsheer-commissaris, op verzoek (op verlangen) van de oorspronkelijke verzoekers of andere belanghebbenden, instructies (aanwijzingen) geven over hoe het onderzoek moet worden uitgevoerd. Voordat de raadsheer-commissaris hierover een beslissing neemt, moet hij de onderzoekers de kans geven (in de gelegenheid heeft gesteld) om hun mening (zienswijze) over het verzoek te uiten. De raadsheer-commissaris kan ook op verzoek van de onderzoekers zelf een aanwijzing geven. In dat geval beslist de raadsheer-commissaris pas nadat hij de rechtspersoon die in de procedure betrokken is (in de procedure is verschenen) de gelegenheid heeft gegeven zijn zienswijze hierover te geven. De raadsheer-commissaris heeft tevens de bevoegdheid om andere partijen de mogelijkheid te bieden hun mening te geven. Tegen de beslissingen die de raadsheer-commissaris neemt op basis van dit lid, is geen hoger beroep bij de Hoge Raad (beroep in cassatie) mogelijk.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2016:2607 - Meavita: Nietige beschikking door defungeren rechter en verhaal van enquêtekosten
Een beschikking is nietig als een rechter is gedefungeerd vóór de vaststelling van de tekst. Op grond van een redelijke wetstoepassing kan ook een verzoeker (niet-rechtspersoon) die enquêtekosten betaalde, deze verhalen. Voor kostenverhaal op bestuurders is een individuele, concrete beoordeling van persoonlijke verwijtbaarheid vereist.
ECLI:NL:HR:2020:600 - Rechtspersoon mag inzage in vertrouwelijke juridische adviezen weigeren tijdens enquête
Een rechtspersoon in een enquêteprocedure heeft geen afgeleid verschoningsrecht, maar wel een gerechtvaardigd belang om inzage in vertrouwelijke communicatie met een advocaat of notaris te weigeren. Dit recht geldt ook als de informatie in notulen of bestuursbesluiten is opgenomen.
ECLI:NL:HR:2007:AZ8210
ECLI:NL:HR:2009:BD5516
ECLI:NL:HR:2016:2614 - Meavita: Vernietiging wegens defungeren rechter en regels voor kostenverhaal enquêteprocedure
Een beschikking is nietig als een rechter defungeert voordat de tekst is vastgesteld. De Hoge Raad verduidelijkt tevens (ten overvloede) dat ook verzoekers van een enquête de onderzoekskosten kunnen verhalen, en dat hiervoor persoonlijke verwijtbaarheid van de individuele bestuurder of commissaris is vereist.
ECLI:NL:HR:2005:AU2465
ECLI:NL:HR:2023:1283 - Hoge Raad: Enquêterecht en zorgvuldigheidsplicht reiken tot aan middellijk aandeelhouder
Het handelen van een middellijk aandeelhouder kan onder het beleid van een vennootschap vallen en onderwerp zijn van een enquête. Ook de zorgvuldigheidsplicht van art. 2:8 BW kan zich, afhankelijk van de organisatorische verbondenheid, uitstrekken tot een middellijk aandeelhouder.