Artikel 377e (Wijziging beslissing omgangsregeling kind)
1. De rechtbank kan op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
2. De rechtbank kan op verzoek van een ouder, of van een biologische ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, een beslissing waarbij de omgang is ontzegd tevens wijzigen na verloop van een periode van een jaar nadat de eerdere beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.
3. Indien de ene ouder wordt verdacht van het doden van de andere ouder, of indien de ene ouder is veroordeeld wegens het doden van de andere ouder, en de rechter heeft de omgang ontzegd voor een duur van twee jaar of meer, dan kan de rechter, in afwijking van het tweede lid, de beslissing waarbij de omgang is ontzegd, onverminderd het eerste lid, niet eerder wijzigen op verzoek van de ouder dan na verloop van een periode van twee jaar nadat de eerdere beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.
Uitleg in duidelijke taal
1. De rechtbank kan op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Dit lid betekent letterlijk dat de rechtbank een beslissing over de omgang en een door de ouders gezamenlijk gemaakte omgangsregeling kan aanpassen. Dit kan gebeuren als de ouders, één van hen, of iemand die een nauwe persoonlijke band met het kind heeft, hierom vraagt. De redenen voor zo'n wijziging moeten zijn dat de omstandigheden na de oorspronkelijke beslissing zijn veranderd, of dat de oorspronkelijke beslissing gebaseerd was op verkeerde of incomplete informatie.
2. De rechtbank kan op verzoek van een ouder, of van een biologische ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, een beslissing waarbij de omgang is ontzegd tevens wijzigen na verloop van een periode van een jaar nadat de eerdere beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.
Dit lid betekent letterlijk dat de rechtbank ook een beslissing waarmee omgang is geweigerd, kan wijzigen. Dit kan op verzoek van een ouder, of van een biologische ouder die een nauwe persoonlijke band met het kind heeft. Een voorwaarde hiervoor is dat er een jaar voorbij moet zijn sinds de eerdere beslissing definitief en onherroepelijk is geworden (in kracht van gewijsde is gegaan).
3. Indien de ene ouder wordt verdacht van het doden van de andere ouder, of indien de ene ouder is veroordeeld wegens het doden van de andere ouder, en de rechter heeft de omgang ontzegd voor een duur van twee jaar of meer, dan kan de rechter, in afwijking van het tweede lid, de beslissing waarbij de omgang is ontzegd, onverminderd het eerste lid, niet eerder wijzigen op verzoek van de ouder dan na verloop van een periode van twee jaar nadat de eerdere beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.
Dit lid betekent letterlijk: Als de ene ouder verdacht wordt van het doden van de andere ouder, of daarvoor veroordeeld is, en de rechter heeft de omgang voor twee jaar of langer verboden, dan geldt een speciale regel. In afwijking van wat in het tweede lid staat, kan de rechter de beslissing om de omgang te ontzeggen pas wijzigen op verzoek van die ouder nadat er twee jaar zijn verstreken sinds de eerdere beslissing definitief en onherroepelijk is geworden. De mogelijkheid om de beslissing te wijzigen op basis van de gronden genoemd in het eerste lid (gewijzigde omstandigheden of onjuiste/onvolledige gegevens) blijft wel bestaan.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2017:943
ECLI:NL:HR:2012:BW9226
ECLI:NL:HR:2015:1409
ECLI:NL:HR:2000:AA8894
ECLI:NL:HR:2021:1664
ECLI:NL:HR:2020:321 - Informele rechtsingang minderjarige ex art. 1:377g BW ook in hoger beroep
Een minderjarige kan in een door een ouder gestart hoger beroep een informeel verzoek doen op grond van art. 1:377g BW. Dit geeft het hof de bevoegdheid om de omgangsregeling ambtshalve in volle omvang te beoordelen, buiten de grenzen van het ingestelde hoger beroep.