Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 14. Het gezag over minderjarige kinderen
Afdeling 4. Ondertoezichtstelling van minderjarigen
Artikel 265j

Artikel 265j (Mededelingen GI RvdK OTS uithuisplaatsing)

Laatste versie

1. Indien de gecertificeerde instelling oordeelt dat niet-verlenging van de ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 260, tweede lid, of niet-verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, bedoeld in artikel 265c, tweede lid, aangewezen is, doet zij hiervan tijdig doch uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de duur van de ondertoezichtstelling of machtiging tot uithuisplaatsing en onder overlegging van een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling of de uithuisplaatsing mededeling aan de raad voor de kinderbescherming.

2. De gecertificeerde instelling kan een uithuisplaatsing gedurende de termijn waarvoor zij is toegestaan beëindigen. De gecertificeerde instelling doet van het voornemen daartoe tijdig doch uiterlijk een maand voor het voorgenomen tijdstip van beëindiging en onder overlegging van een verslag van het verloop van de uithuisplaatsing, mededeling aan de raad voor de kinderbescherming.

3. Indien een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing twee jaar of langer heeft geduurd, gaat het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de gecertificeerde instelling vergezeld van een advies van de raad voor de kinderbescherming met betrekking tot de verlenging van die ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling doet van het voornemen tot een voornoemd verzoek tijdig doch uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de ondertoezichtstelling mededeling aan de raad voor de kinderbescherming.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien de gecertificeerde instelling oordeelt dat niet-verlenging van de ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 260, tweede lid, of niet-verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, bedoeld in artikel 265c, tweede lid, aangewezen is, doet zij hiervan tijdig doch uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de duur van de ondertoezichtstelling of machtiging tot uithuisplaatsing en onder overlegging van een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling of de uithuisplaatsing mededeling aan de raad voor de kinderbescherming.

Dit lid bepaalt dat als de gecertificeerde instelling van oordeel is dat het passend (aangewezen is) is om de ondertoezichtstelling (zoals bedoeld in artikel 260, tweede lid) of de machtiging tot uithuisplaatsing (zoals bedoeld in artikel 265c, tweede lid) niet te verlengen, de gecertificeerde instelling hiervan mededeling moet doen aan de raad voor de kinderbescherming. Deze mededeling moet tijdig gebeuren, maar uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de duur van de ondertoezichtstelling of machtiging tot uithuisplaatsing. Bij deze mededeling moet ook een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling of de uithuisplaatsing worden overgelegd.

2. De gecertificeerde instelling kan een uithuisplaatsing gedurende de termijn waarvoor zij is toegestaan beëindigen. De gecertificeerde instelling doet van het voornemen daartoe tijdig doch uiterlijk een maand voor het voorgenomen tijdstip van beëindiging en onder overlegging van een verslag van het verloop van de uithuisplaatsing, mededeling aan de raad voor de kinderbescherming.

Dit lid stelt dat de gecertificeerde instelling een uithuisplaatsing kan beëindigen gedurende de termijn waarvoor deze is toegestaan. Wanneer de gecertificeerde instelling het voornemen heeft om dit te doen, moet zij hiervan tijdig, en uiterlijk een maand voor het voorgenomen tijdstip van beëindiging, mededeling doen aan de raad voor de kinderbescherming. Deze mededeling moet vergezeld gaan van de overlegging van een verslag van het verloop van de uithuisplaatsing.

3. Indien een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing twee jaar of langer heeft geduurd, gaat het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de gecertificeerde instelling vergezeld van een advies van de raad voor de kinderbescherming met betrekking tot de verlenging van die ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling doet van het voornemen tot een voornoemd verzoek tijdig doch uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de ondertoezichtstelling mededeling aan de raad voor de kinderbescherming.

Dit lid regelt dat als een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing twee jaar of langer heeft geduurd, een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing door de gecertificeerde instelling vergezeld moet gaan van een advies van de raad voor de kinderbescherming. Dit advies heeft betrekking op de verlenging van die ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling moet haar voornemen om een dergelijk verzoek te doen, tijdig en uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de ondertoezichtstelling, meedelen aan de raad voor de kinderbescherming.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:454 - Verlenging uithuisplaatsing: advies Raad voor de Kinderbescherming niet absoluut vereist - 23 maart 2023

ECLI:NL:HR:2023:45423 maart 2023Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

De rechter kan een verzoek tot verlenging van een uithuisplaatsing die langer dan twee jaar duurt toewijzen zonder advies van de Raad voor de Kinderbescherming. Wel moet de rechter motiveren waarom verlenging is aangewezen, bijvoorbeeld op basis van een ander diepgaand onderzoek zoals van het NIFP.

Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2024:8073 - Rechtbank Rotterdam - 1 juli 2024

ECLI:NL:RBROT:2024:80731 juli 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Gelderland

ECLI:NL:RBGEL:2024:1638 - Rechtbank Gelderland - 18 maart 2024

ECLI:NL:RBGEL:2024:163818 maart 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2024:1614 - Rechtbank Midden-Nederland - 4 maart 2024

ECLI:NL:RBMNE:2024:16144 maart 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2024:1218 - Rechtbank Midden-Nederland - 8 februari 2024

ECLI:NL:RBMNE:2024:12188 februari 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:1083 - Rechtbank Den Haag - 3 januari 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:10833 januari 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:17429 - Rechtbank Den Haag - 2 oktober 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:174292 oktober 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2024:9411 - Rechtbank Rotterdam - 25 augustus 2024

ECLI:NL:RBROT:2024:941125 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Gelderland

ECLI:NL:RBGEL:2024:5349 - Rechtbank Gelderland - 4 augustus 2024

ECLI:NL:RBGEL:2024:53494 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:12335 - Rechtbank Den Haag - 18 juli 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1233518 juli 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak