Artikel 265j (Mededelingen GI RvdK OTS uithuisplaatsing)
1. Indien de gecertificeerde instelling oordeelt dat niet-verlenging van de ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 260, tweede lid, of niet-verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, bedoeld in artikel 265c, tweede lid, aangewezen is, doet zij hiervan tijdig doch uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de duur van de ondertoezichtstelling of machtiging tot uithuisplaatsing en onder overlegging van een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling of de uithuisplaatsing mededeling aan de raad voor de kinderbescherming.
2. De gecertificeerde instelling kan een uithuisplaatsing gedurende de termijn waarvoor zij is toegestaan beëindigen. De gecertificeerde instelling doet van het voornemen daartoe tijdig doch uiterlijk een maand voor het voorgenomen tijdstip van beëindiging en onder overlegging van een verslag van het verloop van de uithuisplaatsing, mededeling aan de raad voor de kinderbescherming.
3. Indien een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing twee jaar of langer heeft geduurd, gaat het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de gecertificeerde instelling vergezeld van een advies van de raad voor de kinderbescherming met betrekking tot de verlenging van die ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling doet van het voornemen tot een voornoemd verzoek tijdig doch uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de ondertoezichtstelling mededeling aan de raad voor de kinderbescherming.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien de gecertificeerde instelling oordeelt dat niet-verlenging van de ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 260, tweede lid, of niet-verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, bedoeld in artikel 265c, tweede lid, aangewezen is, doet zij hiervan tijdig doch uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de duur van de ondertoezichtstelling of machtiging tot uithuisplaatsing en onder overlegging van een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling of de uithuisplaatsing mededeling aan de raad voor de kinderbescherming.
Dit lid bepaalt dat als de gecertificeerde instelling
van oordeel is dat het passend (aangewezen is
) is om de ondertoezichtstelling
(zoals bedoeld in artikel 260, tweede lid
) of de machtiging tot uithuisplaatsing
(zoals bedoeld in artikel 265c, tweede lid
) niet te verlengen, de gecertificeerde instelling
hiervan mededeling
moet doen aan de raad voor de kinderbescherming
. Deze mededeling
moet tijdig
gebeuren, maar uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de duur
van de ondertoezichtstelling
of machtiging tot uithuisplaatsing
. Bij deze mededeling
moet ook een verslag van het verloop
van de ondertoezichtstelling
of de uithuisplaatsing
worden overgelegd.
2. De gecertificeerde instelling kan een uithuisplaatsing gedurende de termijn waarvoor zij is toegestaan beëindigen. De gecertificeerde instelling doet van het voornemen daartoe tijdig doch uiterlijk een maand voor het voorgenomen tijdstip van beëindiging en onder overlegging van een verslag van het verloop van de uithuisplaatsing, mededeling aan de raad voor de kinderbescherming.
Dit lid stelt dat de gecertificeerde instelling
een uithuisplaatsing
kan beëindigen
gedurende de termijn
waarvoor deze is toegestaan
. Wanneer de gecertificeerde instelling
het voornemen
heeft om dit te doen, moet zij hiervan tijdig
, en uiterlijk een maand voor het voorgenomen tijdstip van beëindiging
, mededeling
doen aan de raad voor de kinderbescherming
. Deze mededeling
moet vergezeld gaan van de overlegging van een verslag van het verloop van de uithuisplaatsing
.
3. Indien een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing twee jaar of langer heeft geduurd, gaat het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de gecertificeerde instelling vergezeld van een advies van de raad voor de kinderbescherming met betrekking tot de verlenging van die ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling doet van het voornemen tot een voornoemd verzoek tijdig doch uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de ondertoezichtstelling mededeling aan de raad voor de kinderbescherming.
Dit lid regelt dat als een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing
twee jaar of langer heeft geduurd
, een verzoek tot verlenging
van de ondertoezichtstelling
en uithuisplaatsing
door de gecertificeerde instelling
vergezeld moet gaan van een advies van de raad voor de kinderbescherming
. Dit advies
heeft betrekking op de verlenging
van die ondertoezichtstelling
. De gecertificeerde instelling
moet haar voornemen
om een dergelijk verzoek
te doen, tijdig
en uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de ondertoezichtstelling
, meedelen aan de raad voor de kinderbescherming
.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2023:454 - Verlenging uithuisplaatsing: advies Raad voor de Kinderbescherming niet absoluut vereist - 23 maart 2023
De rechter kan een verzoek tot verlenging van een uithuisplaatsing die langer dan twee jaar duurt toewijzen zonder advies van de Raad voor de Kinderbescherming. Wel moet de rechter motiveren waarom verlenging is aangewezen, bijvoorbeeld op basis van een ander diepgaand onderzoek zoals van het NIFP.