Artikel 7 (Gevolgen hoofdelijke verbondenheid)
1. Indien twee of meer schuldenaren hoofdelijk verbonden zijn, heeft de schuldeiser tegenover ieder van hen recht op nakoming voor het geheel.
2. Nakoming door een der schuldenaren bevrijdt ook zijn medeschuldenaren tegenover de schuldeiser. Hetzelfde geldt, wanneer de schuld wordt gedelgd door inbetalinggeving of verrekening, alsmede wanneer de rechter op vordering van een der schuldenaren artikel 60 toepast, tenzij hij daarbij anders bepaalt.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien twee of meer schuldenaren hoofdelijk verbonden zijn, heeft de schuldeiser tegenover ieder van hen recht op nakoming voor het geheel.
Dit lid bepaalt dat als twee of meer schuldenaren hoofdelijk verbonden zijn, de schuldeiser van elk van hen de volledige prestatie (nakoming voor het geheel) kan eisen.
2. Nakoming door een der schuldenaren bevrijdt ook zijn medeschuldenaren tegenover de schuldeiser. Hetzelfde geldt, wanneer de schuld wordt gedelgd door inbetalinggeving of verrekening, alsmede wanneer de rechter op vordering van een der schuldenaren artikel 60 toepast, tenzij hij daarbij anders bepaalt.
Dit lid stelt dat wanneer één van de schuldenaren de verplichting nakomt (nakoming), de andere medeschuldenaren ook bevrijd zijn van hun verplichting jegens de schuldeiser. Dit geldt ook als de schuld wordt voldaan (gedelgd) door inbetalinggeving (het geven van iets anders dan het verschuldigde ter voldoening van de schuld) of door verrekening (het tegen elkaar wegstrepen van schulden). Evenzo geldt dit wanneer de rechter, op verzoek van één van de schuldenaren, de bepalingen van artikel 60 toepast, tenzij de rechter hierover een afwijkende beslissing neemt.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBROT:2025:10866 - Rechtbank Rotterdam - 5 september 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:10653 - Rechtbank Rotterdam - 8 augustus 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:11653 - Rechtbank Rotterdam - 3 oktober 2025
ECLI:NL:PHR:2025:999 - Conclusie P-G: Geen verhaal mededingingsboete van moeder op voormalig dochter - 12 september 2025
De P-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep te verwerpen. Een voormalige moedermaatschappij die door de ACM is beboet voor een kartelinbreuk, kan deze boete niet verhalen op de (inmiddels verkochte) dochter die de inbreuk feitelijk pleegde. Hiervoor ontbreekt een civielrechtelijke grondslag.