Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 14. Het gezag over minderjarige kinderen
Afdeling 4. Ondertoezichtstelling van minderjarigen
Artikel 264

Artikel 264 (Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing door kinderrechter)

Laatste versie

1. Op verzoek van een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder kan de kinderrechter een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren. Het verzoek heeft geen schorsende kracht, tenzij de kinderrechter het tegendeel bepaalt.

2. Bij de indiening van het verzoek wordt de beslissing van de gecertificeerde instelling overgelegd.

3. De termijn voor het indienen van het verzoek bedraagt twee weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beslissing is verzonden of uitgereikt.

4. Ten aanzien van een na afloop van deze termijn ingediend verzoek blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien de verzoeker redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden in verzuim te zijn geweest.

Details

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen]

Uitleg in duidelijke taal

1. Op verzoek van een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder kan de kinderrechter een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren. Het verzoek heeft geen schorsende kracht, tenzij de kinderrechter het tegendeel bepaalt.

Dit betekent dat de kinderrechter, op aanvraag van een ouder die het gezag heeft of van een minderjarige die twaalf jaar of ouder is, een schriftelijke aanwijzing (een formele instructie) geheel of voor een deel ongeldig kan verklaren. Het indienen van zo'n verzoek stopt de werking van de aanwijzing niet automatisch (heeft geen schorsende kracht), behalve als de kinderrechter anders beslist.

2. Bij de indiening van het verzoek wordt de beslissing van de gecertificeerde instelling overgelegd.

Dit houdt in dat wanneer het verzoek wordt ingediend, ook de beslissing van de gecertificeerde instelling (de organisatie die de aanwijzing heeft gegeven) moet worden meegeleverd (overgelegd).

3. De termijn voor het indienen van het verzoek bedraagt twee weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beslissing is verzonden of uitgereikt.

Dit betekent dat de periode waarbinnen het verzoek moet worden ingediend, twee weken is. Deze termijn begint te lopen vanaf de dag nadat de beslissing (van de gecertificeerde instelling) is verstuurd of persoonlijk is overhandigd.

4. Ten aanzien van een na afloop van deze termijn ingediend verzoek blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien de verzoeker redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden in verzuim te zijn geweest.

Dit houdt in dat als een verzoek wordt ingediend nadat de termijn van twee weken is verstreken, het verzoek toch in behandeling kan worden genomen (niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege). Dit is het geval als men redelijkerwijs kan oordelen dat de verzoeker niet nalatig is geweest (niet in verzuim is geweest) met het tijdig indienen van het verzoek.