Artikel 156 (Toekenning partneralimentatie door rechter na echtscheiding)
1. De rechter kan bij de echtscheidingsbeschikking of bij latere uitspraak aan de echtgenoot die niet voldoende inkomsten tot zijn levensonderhoud heeft, noch zich in redelijkheid kan verwerven op diens verzoek ten laste van de andere echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toekennen.
2. Bij de vaststelling van de uitkering kan de rechter rekening houden met de behoefte aan een voorziening in het levensonderhoud voor het geval van overlijden van degene die tot de uitkering is gehouden.
3. De rechter kan op verzoek van een van de echtgenoten de uitkering toekennen onder de vaststelling van voorwaarden en van een termijn. Deze vaststelling kan niet tot gevolg hebben dat de uitkering later eindigt dan op grond van de toepasselijke termijn, bedoeld in artikel 157.
Uitleg in duidelijke taal
1. De rechter kan bij de echtscheidingsbeschikking of bij latere uitspraak aan de echtgenoot die niet voldoende inkomsten tot zijn levensonderhoud heeft, noch zich in redelijkheid kan verwerven op diens verzoek ten laste van de andere echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toekennen.
Dit betekent dat de rechter, hetzij in de officiële beslissing over de echtscheiding (echtscheidingsbeschikking), hetzij in een uitspraak die op een later moment wordt gedaan, een uitkering voor levensonderhoud kan toewijzen. Deze uitkering is voor de echtgenoot die onvoldoende eigen inkomsten heeft om in zijn of haar levensonderhoud te voorzien en deze inkomsten redelijkerwijs ook niet zelf kan verkrijgen. De toekenning gebeurt op verzoek van deze behoeftige echtgenoot en komt ten laste van de andere echtgenoot.
2. Bij de vaststelling van de uitkering kan de rechter rekening houden met de behoefte aan een voorziening in het levensonderhoud voor het geval van overlijden van degene die tot de uitkering is gehouden.
Dit houdt in dat wanneer de rechter de hoogte van de uitkering tot levensonderhoud bepaalt, hij of zij de mogelijkheid heeft om ook de behoefte aan een financiële voorziening mee te wegen voor de situatie dat de echtgenoot die de uitkering moet betalen (degene die tot de uitkering is gehouden) komt te overlijden.
3. De rechter kan op verzoek van een van de echtgenoten de uitkering toekennen onder de vaststelling van voorwaarden en van een termijn. Deze vaststelling kan niet tot gevolg hebben dat de uitkering later eindigt dan op grond van de toepasselijke termijn, bedoeld in artikel 157.
Dit betekent dat de rechter, als een van de echtgenoten daarom verzoekt, de uitkering tot levensonderhoud kan toewijzen en daarbij tegelijkertijd specifieke voorwaarden en een bepaalde duur (termijn) voor deze uitkering kan vaststellen. Echter, de door de rechter vastgestelde termijn mag er niet toe leiden dat de uitkering langer doorloopt dan de maximale termijn die op grond van artikel 157 van toepassing is.