Bijlage 14. Ligplaats nemen
Bijlage 14: Ligplaats nemen
a. De vaarwegen, bedoeld in artikel 9.03, eerste lid, zijn:
1. de Oude Maas; 2. het Spui en de Beningen; 3. de Noord, met inbegrip van de Rietbaan; 4. de Boven-Merwede; 5. de Beneden-Merwede; 6. de Nieuwe Merwede; 7. de Dordtsche Kil; 8. het tot de hoofdbetonning behorende betonde vaarwater van het Hollandsch Diep en het Haringvliet; 9. de Nieuwe Maas; 10. het Scheur; 11. de Nieuwe Waterweg; 12. de Maasmond; 13. de Schelde-Rijnverbinding; 14. het Kanaal door Zuid-Beveland; 15. het Veerse Meer; 16. de tot de hoofdbetonning behorende betonde vaarwaters van het Volkerak, de Zuid-Vlije, het Krammer, het Keeten, het Mastgat en het Zijpe; 17. van de Oosterschelde: het Engelsche Vaarwater, de Witte Tonnen Vlije, het gedeelte van het Brabantsche Vaarwater ten zuiden van de Witte Tonnen Vlije en de Aanloop Wemeldinge; 18. van het Zoommeer: het Tholense Gat, het Bergsche Diep en de Nieuwe Haven; 19. het Julianakanaal; 20. het Kanaal Wessem-Nederweert; 21. de Noordervaart; 22. het Kanaal Zutphen-Enschede met het Zijkanaal naar Almelo; 23. het Zwolle-IJsselkanaal; 24. het Meppelerdiep; 25. het Amsterdam-Rijnkanaal; 26. het Lekkanaal; 27. het Merwedekanaal (benoorden de Lek); 28. de Binnen- en Buitenhaven te Stellendam; 29. het betonde vaarwater in het IJsselmeer, Markermeer en de Gouwzee; 30. het betonde vaarwater in de Randmeren; 31. het Buiten-IJ; 32. het Afgesloten-IJ; 33. de Binnen- en Buitentoeleidingskanalen en de Binnen- en Buitenspuikanalen naar de Noordzeesluizen te IJmuiden; 34. de Zijkanalen B, C, D, E, G en H; Zijkanaal G slechts over een lengte van 1.000 m gemeten uit de as van het Noordzeekanaal; 35. de vaarweg ten westen van de Noordzeesluizen te IJmuiden, met inbegrip van de daaraan gelegen havens; 36. de Veerhaven te Terneuzen; 37. het Maas-Waalkanaal; 38. het Kanaal van Sint Andries; 39. het Lateraalkanaal Linne-Buggenum; 40. het Verbindingskanaal in het Bossche Veld; 41. de Zuid-Willemsvaart, met inbegrip van de Gekanaliseerde Dieze en het kanaal Engelen-Henriëttewaard; 42. het Máximakanaal; 43. de Maas; 44. de Bergsche Maas; 45. het Wilhelminakanaal; 46. het Markkanaal; 47. de Gekanaliseerde Dieze; 48. de Donge van km 0,00 tot km 0,93; 49. het Krabbersgat; 50. het Oostvaardersdiep; 51. het Noordzeekanaal; 52. de Geldersche IJssel, met inbegrip van de daarbij behorende oude rivierarmen en aangetakte zijwateren, voorzover in beheer bij het Rijk; 53. het Keteldiep; 54. het Zwarte Water; 55. het Prinses Margrietkanaal; 56. het Van Starkenborghkanaal; 57. het Eemskanaal; 58. de Hollandsche IJssel; 59. het Wantij van Riedijkshaven (kmr 0.00) tot Ottersluis (kmr 7.065); 60. de Amer.
b. De vaarwegen, bedoeld in artikel 9.03, vijfde lid, zijn:
1. het Oostvaardersdiep; 2. het Veerse Meer; 3. Het Spui en de Beningen; 4. Het Wantij van Prins Hendrikbrug (kmr 0.850) tot Ottersluis (kmr 7.065).