Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 11. Activiteiten die de natuur betreffen
Afdeling 11.2. Activiteiten met betrekking tot dieren of planten in het wild
§ 11.2.8. Het gebruik en het onder zich hebben van middelen of installaties en het toepassen van methodes om dieren te vangen of te doden, waaronder het verrichten van een jachtgeweeractiviteit en valkeniersactiviteit, en het verhandelen en het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen of installaties om dieren te vangen of te doden
Artikel 11.75. (toegestane activiteiten met geweren)

Artikel 11.75. (toegestane activiteiten met geweren)

Laatste versie

1. Een geweer wordt ter uitvoering van de wet alleen gebruikt voor:

a. de uitoefening van de jacht; b. het verrichten van een flora- en fauna-activiteit die betrekking heeft op het doden van dieren in overeenstemming met de daarvoor verleende omgevingsvergunning of in overeenstemming met de omgevingsverordening of ministeriële regeling waarbij op grond van dit hoofdstuk vergunningvrije gevallen zijn aangewezen; c. het bestrijden van exoten of verwilderde dieren, als dat in opdracht van Onze Minister voor Natuur en Stikstof of van gedeputeerde staten gebeurt, of als de betrokken diersoorten zijn aangewezen bij ministeriële regeling; d. het bestrijden van de zwarte rat, de bruine rat of de huismuis; e. het schieten van kleiduiven; of f. jachthondenproeven.

2. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder f, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een jachtgeweeractiviteit te verrichten, geldt niet in bij omgevingsverordening aangewezen gevallen. Bij de aanwijzing wordt rekening gehouden met de belangen van de natuurbescherming, het waarborgen van de veiligheid, het beschermen van de gezondheid en het beschermen van het milieu. Vergunningvrije gevallen worden aangewezen bij ministeriële regeling als Onze Minister voor Natuur en Stikstof bevoegd gezag is als bedoeld in artikel 11.25, eerste lid.