ECLI:NL:RBGEL:2025:8229 - Rechtbank Gelderland - 2 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 25/4002 en 25/4007
(gemachtigde: mr. B.N. Kloostra),en Stichting Animal Rights, uit Den Haag(gemachtigde: mr. C.M. van de Ven) verzoekers,
en
(gemachtigden: mr. J.S. Kramer en mr. S.J. van Winzum).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Faunabeheereenheid Gelderland uit Arnhem (de faunabeheereenheid) (gemachtigde: E. Koffeman).
- Deze uitspraak op de verzoeken om een voorlopige voorziening gaat over het besluit van het college om een maatwerkvoorschrift te stellen voor het doden van wolf GW4003m. Verzoekers zijn het hier niet mee eens. Zij hebben bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Daartoe voeren zij een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of de bezwaren een redelijke kans van slagen hebben. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoekers.
Procesverloop
- Met het bestreden besluit van 2 september 2025 heeft het college een maatwerkvoorschrift gesteld voor het doden van wolf GW4003m*.* Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 19 september 2025 gelijktijdig op zitting behandeld. Hieraan hebben van de zijde van Stichting De Faunabescherming deelgenomen: [naam 1], [naam 2] en [naam 3], bijgestaan door de gemachtigde. Tevens was [naam 4] aanwezig.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Totstandkoming van het besluit
- Sinds 3 juni 2025 hebben binnen de gemeente Barneveld meer dan 20 aanvallen plaatsgevonden van een wolf op schapen. De aanvallen vonden plaats op verschillende percelen, die dicht bij elkaar in de buurt liggen. De percelen waren afgesloten met een hek met stroomdraden (flexnet). Uit DNA-onderzoek blijkt dat in ieder geval acht van deze aanvallen terug is te voeren op één wolf, GW4003m. Voor de andere gevallen is nog geen uitslag van het DNA-onderzoek bekend.4. De faunabeheereenheid heeft op 4 augustus 2025 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning om deze wolf te doden. Het college heeft de aanvraag om een omgevingsvergunning geweigerd omdat deze niet nodig is en daarvoor in de plaats aan de faunabeheereenheid een maatwerkvoorschrift gesteld voor het doden van één specifieke probleemwolf (Canis Lupus), te weten: GW4003m en voor het gebruik van een kogelgeweer tussen zonsondergang en zonsopkomst. Aan dit maatwerkvoorschrift zijn de volgende voorschriften verbonden:1. Dit maatwerkvoorschrift geldt alleen binnen de percelen in de gemeente Barneveld waarbij op de dag van uitvoering aan alle van de volgende voorwaarden is voldaan:
a. Een dag tot maximaal één week daarvoor heeft een aanval op vee plaatsgevonden op hetzelfde perceel waar dit maatwerkvoorschrift wordt toepassing wordt gegeven binnen het wolfwerend raster;
b. een wolvendeskundige heeft beoordeeld en schriftelijk bevestigd dat op basis van het gedragspatroon en de locatie de aanval genoemd onder 1a gekoppeld kan worden aan de wolf met genetische code GW4003m;
c. een taxateur van BIJ12 heeft DNA afgenomen van de slachtoffer(s) van het vee dat betrokken is bij de aanval genoemd onder 1a;
d. een toezichthouder van de provincie Gelderland heeft het raster na de aanval genoemd onder 1a als wolfwerend goedgekeurd conform de normen in de FPK voor wolven;
e. er maar één wolf aanwezig is op het perceel en binnen het wolfwerend raster.
-
Het maatwerkvoorschrift geldt uitsluitend voor de wolf met de genetische code GW4003m en handeling zoals genoemd onder het besluit en met het middel zoals weergegeven in tabel 1 in het besluit.
-
Dit maatwerkvoorschrift treedt in werking op de vijfde dag na de datum van publicatie in
het Provinciaalblad.
-
Dit maatwerkvoorschrift is geldig tot 1 januari 2026 of tot het moment dat de probleemwolf GW4003m is gedood.
-
Het maatwerkvoorschrift kan uitsluitend gebruikt worden door (medewerkers van) de
gemachtigde uitvoerder of in opdracht van de aanvrager handelende (rechts)personen. De aanvrager blijft verantwoordelijk en aansprakelijk voor de juiste naleving van dit maatwerkvoorschrift.
- Het maatwerkvoorschrift mag uitsluitend worden uitgevoerd door één team professionele
faunabeheerders die in bezit zijn van alle, voor de uitvoering, benodigde toestemmingen zoals eventueel het gebruik van een geluiddemper.
-
Het maatwerkvoorschrift mag 24 uur per dag ingezet worden en 7 dagen per week.
-
De in voorschrift 6 genoemde personen beschikken over een kopie van dit
maatwerkvoorschrift en daaraan gekoppelde machtiging en tonen deze op eerste verzoek aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren.
-
De in voorschrift 6 genoemde personen zijn op de hoogte van de inhoud en het doel van dit maatwerkvoorschrift en de daaraan verbonden voorschriften, zodanig dat zij daar ook invulling en uitvoering aan kunnen geven.
-
Dit maatwerkvoorschrift kan niet anders worden overgedragen dan middels een door FBE afgegeven machtiging.
-
Voordat het maatwerkvoorschrift in uitvoering gebracht wordt, dient melding gemaakt te worden bij de politie en bij de toezichthouders van de provincie Gelderland.
-
De daadwerkelijke uitvoering – inclusief alle handelingen en waarnemingen - van dit
maatwerkvoorschrift wordt uitgebreid vastgelegd in een logboek.
- Het logboek wordt door de houder van het maatwerkvoorschrift uiterlijk twee werkdagen na afronding van de uitvoering aan provincie Gelderland verstrekt via [e-mail], onder vermelding van het zaaknummer.
Wettelijk kader 5. Niet in geschil is dat het doden van een wolf een flora- en fauna-activiteit is als bedoeld in de Omgevingswet.
In artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder g, van de Omgevingswet is bepaald dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit, te verrichten voor zover het gaat om een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval.
In artikel 11.46, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is bepaald dat het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder g, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit te verrichten, geldt voor het in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk doden of opzettelijk vangen van in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onder a, bij de habitatrichtlijn, bijlage II bij het verdrag van Bern of bijlage I bij het verdrag van Bonn.
De wolf staat sinds 14 juli 2025 niet meer op bijlage IV van de habitatrichtlijn, maar op bijlage V. De wolf staat ook niet meer op Bijlage II van het Verdrag van Bern, noch in bijlage I van het verdrag van Bonn. Het verbod van artikel 5.1. van de Omgevingswet is dan ook niet meer van toepassing op de flora-en fauna-activiteit waarbij de wolf wordt gedood.
Is het college bevoegd een maatwerkvoorschrift te stellen?
- Bij het uitvoeren van een flora-en fauna-activiteit moet in overeenstemming worden gehandeld met de specifieke zorgplicht, zoals is neergelegd in artikel 11.27 van het Bal. Het college stelt dat het maatwerkvoorschrift is gebaseerd op artikel 11.31, eerste lid, van het Bal ter invulling van de specifieke zorgplicht. Verzoekers bestrijden dit en stellen dat met het maatwerkvoorschrift wordt afgeweken van de zorgplicht, hetgeen niet is toegestaan.
6.1 De vraag of het maatwerkvoorschrift dient om de zorgplicht in te vullen, of dat hiervan – in strijd met artikel 11.31, tweede lid ,van het Bal - wordt afgeweken, laat de voorzieningenrechter in het midden. Ook de vraag of met het maatwerkvoorschrift kan worden afgeweken van artikel 11.75, eerste lid, van het Bal voor het gebruik van een geweer zal de voorzieningenrechter niet beantwoorden. De beantwoording van deze complexe vragen leent zich niet voor de voorlopige voorzieningenprocedure.
6.2. Partijen zijn het er niet over eens of op het moment van de aanvallen van wolf GW4003m sprake was wolfwerende hekken. Dat zijn hekken die voldoen aan de norm Faunaschade Preventie Kit (FPK) wolven. Het moet dan – kort gezegd – gaan om een al dan niet verplaatsbare afrastering van minimaal 1.20 m hoog met gebruik van stroomdraden. De voorzieningenrechter laat in het midden of is voldaan aan de eisen om te kunnen spreken van een wolfwerend hek. Uiteraard is dat relevant voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een probleemwolf als bedoeld in het geldende beleid
- Het college heeft bij de beoordeling van de aanvraag rekening gehouden met het bepaalde in artikel 8.74l, van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Deze bepaling is strikt genomen alleen van toepassing op aanvragen voor omgevingsvergunningen die betrekking hebben op een flora- en fauna-activiteit voor andere beschermde dier- en plantensoorten, maar omdat de staatssecretaris voornemens is de wolf toe te voegen aan bijlage IX, onder A, van het Bal als ‘andere beschermde diersoort’ en deze bepaling dan het toetsingskader bevat, heeft het college hier bij de beoordeling van de aanvraag van de faunabeheereenheid rekening mee gehouden. De voorzieningenrechter acht dit juist, ook nu op grond van de specifieke zorgplicht moet worden beoordeeld of er geen alternatieven zijn en of de activiteit nadelige gevolgen heeft voor in dit geval de wolf en alle passende preventieve maatregelen worden getroffen om die nadelige gevolgen te voorkomen.
7.1. Op grond van artikel 8.74l, van het Bkl, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als er aan drie eisen is voldaan:a. er bestaat geen andere bevredigende oplossing, b. de activiteit nodig is vanwege één van de in art. 8.74l, eerste lid onder b, genoemde belangen, en c.de activiteit doet geen afbreuk aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.
7.2. Het college heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat afschot nodig is om ernstige schade aan andere vormen van eigendom te voorkomen, zoals bepaald in artikel 8.74l, eerste lid, onder b, van het Bkl. Dit onderdeel is door verzoekers niet betwist. Wel betwisten zij – kort samengevat – dat het college voldoende heeft beoordeeld of er geen andere bevredigende oplossing bestaat. Bovendien is volgens verzoekers onvoldoende onderzocht of het doden van deze wolf geen verdere afbreuk doet aan de staat van instandhouding van de wolf.
Is voldoende onderzocht of sprake is van andere bevredigende oplossingen?
7.3. Het is vaste rechtspraak dat niet alle preventieve maatregelen hoeven te worden ingezet voordat tot doden van dieren mag worden besloten. Het bevoegd gezag zal het belang van de bescherming van de betrokken soort en het belang waarvoor een ontheffing wordt aangevraagd tegen elkaar moeten afwegen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden die in het concrete voorliggende geval aan de orde zijn. Daarbij wordt getoetst of er geen redelijke alternatieven aan de orde zijn en of door de toestemming geen afbreuk wordt gedaan aan de staat van instandhouding van de betrokken soort. Als het doden van de betrokken dieren geheel of gedeeltelijk vermijdbaar is door het treffen van geschikte en proportionele mitigerende maatregelen, is het uitgangspunt dat de ontheffing of vrijstelling niet wordt verleend of dat dergelijke maatregelen daarbij worden voorgeschreven.
7.3.1. Het college heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat er geen andere bevredigende oplossingen zijn. De meest effectieve preventieve maatregel is om wolfwerende hekken te plaatsen. Deze hekken hebben wolf GW4003m evenwel niet weerhouden. Omdat de wolf opportunistisch is en een adaptief karakter heeft (dat betekent dat de wolf zich snel aanpast aan veranderde omstandigheden), zullen aanpassingen aan het hek(bijvoorbeeld verdere verhoging daarvan) maar een tijdelijk effect hebben of leiden tot verplaatsing van het probleem. In dit kader verwijst het college naar het rapport van ecologisch adviesbureau Econatura uit 2025.
7.3.2. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat geen van de door het college beoordeelde alternatieven is toegepast, voordat het college dit als ondeugdelijk alternatief afwijst. Uit de door verzoekers overgelegde informatie blijkt dat in andere landen, zoals Zweden en de Verenigde Staten, met grote tevredenheid gebruik wordt gemaakt van onder meer flapperlinten. Dit lijkt daar effectief, ook na eerdere aanvallen over wolfwerende hekken: percelen waar die linten, al dan niet in combinatie met stroom, zijn aangebracht, worden gedurende lange tijd niet meer bezocht door de wolf. Dit heeft de deskundige [naam 4] ook ter zitting bevestigd. De voorzieningenrechter acht het reeds daarom onvoldoende dat alle door het college beoordeelde alternatieven alleen op papier zijn beoordeeld en niet in de praktijk zijn uitgeprobeerd. Op zichzelf heeft het college terecht aangevoerd dat de Nederlandse situatie verschilt met die in andere landen, maar dat alleen betekent niet dat de elders wel effectieve maatregelen hier niet zouden werken en dat direct voor afschot als meest ingrijpende maatregel mag worden gekozen. Hierbij weegt de voorzieningenrechter mee dat, zoals ter zitting van de zijde van de faunabeheereenheid is bevestigd, de wolf sinds de verplaatsing van de schapen geen aanvallen meer heeft uitgevoerd op schapen achter wolfwerende hekken in Barneveld en omgeving. Dat hij mogelijk elders aanvallen heeft uitgevoerd is niet aannemelijk gemaakt, noch onder welke omstandigheden dat zou hebben plaatsgevonden. Dat er geen alternatieven zouden zijn is daarom door het college niet aannemelijk gemaakt. Het betoog van verzoekers slaagt in zoverre.
Doet het doden van de wolf afbreuk aan de staat van instandhouding? 8. Uit artikel 8.74l, eerste lid, van het Bkl volgt dat het streven naar het laten voortbestaan van een gunstige staat van instandhouding van de wolf als beschermde diersoort een voorwaarde is om een vergunning te kunnen krijgen voor het vangen of doden van een wolf. Het streven naar het laten voortbestaan van een gunstige instandhouding veronderstelt het bestaan van een gunstige staat van instandhouding.
8.1. Ten tijde van het bestreden besluit was het onderzoeksrapport van Wageningen University & Research (WUR) over de staat van instandhouding nog niet beschikbaar. Het college is er daarom van uitgegaan dat sprake is van een ongunstige staat van instandhouding. Dat sprake is van een ongunstige staat van instandhouding is door partijen niet betwist.
8.2. Het college heeft zich in het bestreden besluit onder verwijzing naar het eerdergenoemde rapport van Econatura op het standpunt gesteld dat eerdere verliezen van wolven, met name als verkeersslachtoffers, niet hebben geleid tot een aantoonbare afname van de populatiegroei. De aanwas van de wolvenpopulatie blijft daarmee onverminderd of is zelfs tot dusver toegenomen, tevens met de toestroom van jonge wolven uit het buitenland. Het wegnemen van slechts één wolf zal daarom volgens het college geen negatief effect op de (gunstige) staat van instandhouding van de wolf in Nederland of het bereiken hiervan.
8.3. De voorzieningenrechter kan dit standpunt zonder nadere deskundige onderbouwing niet volgen. Verzoekers wijzen er terecht op dat onduidelijk is wat het effect is van cumulatie, in dit geval het doden van een wolf, boven op alle verkeersslachtoffers. Het enkele feit dat de populatie groeit is daarvoor niet voldoende. Daarnaast blijkt uit de rapportage van Econatura dat niet duidelijk is of GW4003m nog als lid van de roedel van de Noordwest-Veluwe opereert, of dat hij onafhankelijk hiervan leeft. Onduidelijk is dus ook of afschot van deze wolf gevolgen heeft voor de roedel en zo ja, welke. In artikel 8.74l, van het Bkl waar het college bij de beoordeling rekening mee heeft gehouden, is bepaald dat de omgevingsvergunning (lees: het maatwerkvoorschrift) alleen kan worden verleend als de activiteit geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan. Hieruit volgt dat het maatwerkvoorschrift niet kan worden gesteld als hier niet aan wordt voldaan en dat er dus meer inzicht nodig is in de gevolgen van het doden van deze wolf op de staat van instandhouding. Het betoog van verzoekers slaagt dan ook.
Is voldoende geborgd dat alleen wolf GW4003m wordt gedood? 9. Bij de beoordeling van de aanvraag en de totstandkoming van het maatwerkvoorschrift en het stellen van voorschriften moet het college beoordelen of dit ook uitvoerbaar is en of met de gestelde voorschriften afdoende wordt geborgd dat alleen GW4003m wordt gedood. Verzoekers betwisten dat daaraan wordt voldaan.
9.1. In de voorschriften is voor zover van belang bepaald dat het maatwerkvoorschrift geldt indien een dag tot maximaal één week daarvoor een aanval op vee heeft plaatsgevonden op hetzelfde perceel binnen het wolfwerend raster, en een wolvendeskundige heeft beoordeeld en schriftelijk bevestigd dat op basis van het gedragspatroon en de locatie de aanval gekoppeld kan worden aan de wolf met genetische code GW4003m. Verder mag op het moment dat uitvoering wordt gegeven aan het maatwerkvoorschrift en de wolf wordt gedood slechts één wolf binnen de hekken aanwezig zijn. Ter zitting heeft de gemachtigde van het college toegelicht dat het gedrag van de wolf bij de eerste aanval wordt beoordeeld. Als de conclusie is dat het gedrag kenmerkend is voor en toegeschreven kan worden aan probleemwolf GW4003m, mag de wolf worden gedood als hij zich binnen een week weer binnen de wolfwerende hekken bevindt omdat dit met grote waarschijnlijkheid weer deze probleemwolf is. Juist om te voorkomen dat een verkeerde wolf wordt gedood is ervoor gekozen om te bepalen dat de wolf binnen de hekken moet worden gedood.
9.2. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat op grond van de voorschriften op het moment dat de wolf wordt gedood alleen het gedrag ten tijde van de aanval(len)is beoordeeld. Er wordt weliswaar DNA afgenomen, maar de resultaten van dit onderzoek zijn nog niet bekend op het moment dat de wolf wordt gedood. Het risico bestaat dan ook dat het gedrag tijdens de aanval wordt toegeschreven aan wolf GW4003m, terwijl hij deze aanval niet heeft gepleegd. Dit klemt temeer nu uit DNA-onderzoek is gebleken dat meerdere wolven in de omgeving in staat zijn om over hoge hekken te springen, bijvoorbeeld de moeder van GW4003m. Ook kan op het moment dat de wolf gedood wordt niet met zekerheid worden gezegd dat het GW4003m is die zich binnen de hekken bevindt en gedood wordt. Het college acht het risico verwaarloosbaar, omdat het gedrag is beoordeeld en toegeschreven is aan GW4003m. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit niet voldoende is. Er blijft namelijk een risico bestaan dat een bepaalde wolf binnen een week een aantal aanvallen uitvoert, en een dag later een andere wolf op die plek wordt gedood. Dit moet zoveel als mogelijk voorkomen worden. Met de voorschriften zoals die nu zijn gesteld, wordt het risico van het doden van een verkeerde wolf naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende weggenomen. Het college moet er zeker van zijn dat de juiste wolf wordt afgeschoten, omdat de wolf een beschermde diersoort is. Het zenderen van wolven zou hier wellicht een oplossing in kunnen bieden. Weliswaar is de mate van bescherming van de wolf naar beneden bijgesteld, maar de wolf is nog steeds een beschermde diersoort en de soort bevindt zich ook niet in een gunstige staat van instandhouding. Het betoog van verzoekers slaagt dan ook.
Conclusie en gevolgen
-
De voorzieningenrechter stelt voorop dat zij begrip heeft voor het feit dat een wolf die over hekken springt en schapen doodt, tot verdriet bij de boer en maatschappelijke onrust leidt en dat het college hier tegen op wil treden. Het college moet bij het nemen van een besluit tot afschot van een beschermde diersoort evenwel aan bepaalde – in wet en regelgeving gestelde – eisen voldoen. De voorzieningenrechter concludeert dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat het doden van de wolf nodig is en dat er geen geschikte alternatieven zouden zijn. Ook heeft het college niet onderbouwd wat de gevolgen van het doden van deze wolf zijn op de staat van instandhouding van de populatie wolven. Bovendien is met de gestelde voorschriften onvoldoende geborgd dat alleen GW4003m wordt gedood. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het maatwerkvoorschrift naar verwachting in bezwaar niet (ongewijzigd) in stand zal blijven. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken toe en schorst het besluit van 2 september 2025 tot zes weken na de door het college te nemen beslissing op de bezwaren. Dat betekent dat wolf GW4003m niet afgeschoten mag worden. 11. Omdat de verzoeken worden toegewezen ziet de voorzieningenrechter aanleiding om te bepalen dat het college het door verzoekers betaalde griffierecht moet vergoeden en dat verzoekers ook een vergoeding krijgen van de proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. 12. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen verzoekers een vast bedrag per proceshandeling. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt daarom in totaal € 1.814,-.
-
Verder moet het college de door Stichting De Faunabescherming gemaakte kosten vergoeden voor het inschakelen van de deskundigen R. van Malsen en [naam 4]. Dit betekent dat het college de proceskosten van in totaal € 1.814 + € 965 + € 977,28 = € 3.756,28,- aan Stichting De Faunabescherming dient te vergoeden. Voor Stichting Animal Rights is niet van andere proceskosten gebleken.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
-
wijst de verzoeken om voorlopige voorziening toe;
-
schorst het besluit van 2 september 2025 tot zes weken na de beslissing op het bezwaar;
-
bepaalt dat het college het griffierecht à € 385,- aan Stichting De Faunabescherming vergoedt;
-
bepaalt dat het college het griffierecht à € 385,- aan Stichting Animal Rights vergoedt;
-
veroordeelt het college in de proceskosten van Stichting De Faunabescherming tot een bedrag van € 3.756,28;
-
veroordeelt het college in de proceskosten van Stichting Animal Rights tot een bedrag van € 1.1814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.Y Snoeren-Bos, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Voorzitster en initiatiefneemster van Stichting Wolf Fencing Nederland, bioloog, wolvenkenner en adviseur bij BIJ12 over het eerste schadepreventieplan en medeopsteller van de normen voor wolfwerende rasters. BIJ12 coördineert namens de gezamenlijke provincies de monitoring van de wolvenpopulatie en voert de afhandeling van wolvenschade op vee uit.
Gelders wolvenbeleid 2024.
ECLI:NL:RVS:2019:3976
Deskundigenbeoordeling over structurele predatie van landbouwhuisdieren binnen wolf-werende rasters door een wolf (GW4003m) in de gemeente Barneveld’
De wolvencommissie Gelderland bestaat uit vertegenwoordigers van veehouderij, terreineigenaren, faunabeheer en gemeenten. De commissie adviseert over preventieve maatregelen en stimuleert dierhouders deze maatregelen te nemen om wolvenschade bij gehouden dieren te voorkomen.