Artikel 5:20 (Medewerkingsplicht toezichthouder, geheimhoudingsplicht, bestuursdwang)
1. Een ieder is verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.
2. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.
3. Het bestuursorgaan onder verantwoordelijkheid waarvan de toezichthouder werkzaam is, is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het eerste lid.
4. Indien de gevorderde medewerking strekt ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens een regeling die is genoemd in hoofdstuk 2, 3 of 4 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak of in de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht, wordt de last onder bestuursdwang voor de toepassing van de twee laatstgenoemde regelingen aangemerkt als een besluit, genomen op grond van de eerstbedoelde regeling.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een ieder is verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.
Dit lid stelt dat een ieder verplicht is om aan een toezichthouder alle medewerking te verlenen. Deze medewerking moet worden verleend binnen de redelijke termijn die de toezichthouder daarvoor heeft gesteld. Het gaat om medewerking die de toezichthouder redelijkerwijs kan vorderen voor de uitoefening van zijn bevoegdheden.
2. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.
Dit lid bepaalt dat personen die uit hoofde van hun ambt, beroep of een wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, het recht hebben om het verlenen van medewerking te weigeren. Deze weigering is echter alleen toegestaan voor zover de weigering direct voortvloeit uit hun geheimhoudingsplicht.
3. Het bestuursorgaan onder verantwoordelijkheid waarvan de toezichthouder werkzaam is, is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het eerste lid.
Dit lid geeft aan dat het bestuursorgaan, dat verantwoordelijk is voor de toezichthouder die werkzaamheden verricht, bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen. Dit kan het bestuursorgaan doen ter handhaving van de verplichting tot medewerking zoals genoemd in het eerste lid.
4. Indien de gevorderde medewerking strekt ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens een regeling die is genoemd in hoofdstuk 2, 3 of 4 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak of in de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht, wordt de last onder bestuursdwang voor de toepassing van de twee laatstgenoemde regelingen aangemerkt als een besluit, genomen op grond van de eerstbedoelde regeling.
Dit lid specificeert dat, indien de gevorderde medewerking strekt ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens een regeling die genoemd is in hoofdstuk 2, 3 of 4 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak of in de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht, de opgelegde last onder bestuursdwang geldt als een specifiek type besluit. Voor de toepassing van de twee laatstgenoemde regelingen (de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak en de Regeling verlaagd griffierecht) wordt deze last onder bestuursdwang aangemerkt als een besluit dat is genomen op grond van de eerstbedoelde regeling (de regeling waarvan de naleving werd gevorderd).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:PHR:2024:266 - Parket bij de Hoge Raad - 7 maart 2024
ECLI:NL:HR:2024:1875 - Hoge Raad kent Bureau Financieel Toezicht zelfstandig verschoningsrecht toe - 16 december 2024
De Hoge Raad oordeelt dat het Bureau Financieel Toezicht (BFT) een zelfstandig verschoningsrecht toekomt in strafrechtelijke onderzoeken. Dit recht is nodig om het zwaarwegende maatschappelijke belang van effectief toezicht op het notariaat te beschermen en de vertrouwelijkheid binnen dit toezichtssysteem te waarborgen.
ECLI:NL:RBROT:2023:12308 - Rechtbank Rotterdam - 26 december 2023
ECLI:NL:HR:2013:BZ2949 - Verzet bij aanhouding na negeren vordering tijdens administratiefrechtelijke controle - 4 maart 2013
Het niet voldoen aan een vordering om gegevens te verstrekken en te blijven staan tijdens een verkeerscontrole (WAHV) kan een redelijke verdenking van overtreding van artikel 184 Sr opleveren. Een daaropvolgende aanhouding is rechtmatig, waardoor verzet tegen die aanhouding strafbaar is als wederspannigheid (artikel 180 Sr).
ECLI:NL:HR:2024:1876 - Hoge Raad erkent zelfstandig verschoningsrecht voor toezichthoudende deken - 16 december 2024
De deken van de Orde van Advocaten heeft in de uitoefening van de toezichthoudende taak een zelfstandig verschoningsrecht tegenover politie en justitie. Dit recht is essentieel om effectief toezicht te waarborgen, omdat het de medewerking van advocaten bevordert.