Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 4. Bijzondere bepalingen over besluiten
Titel 4.4. Bestuursrechtelijke geldschulden
Afdeling 4.4.5. Bezwaar en beroep
Artikel 4:125

Artikel 4:125 (Bezwaar beroep bijkomende beschikkingen geldschulden)

Laatste versie

1. Het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de beschikking waarbij de verplichting tot betaling van een geldsom is vastgesteld, heeft mede betrekking op een bijkomende beschikking van hetzelfde bestuursorgaan omtrent verrekening, uitstel van betaling, verlening van een voorschot, vaststelling van de rente of gehele of gedeeltelijke kwijtschelding, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.

2. Het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen een bijkomende beschikking heeft mede betrekking op een latere bijkomende beschikking met betrekking tot dezelfde geldschuld, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.

3. De bestuursrechter kan de beslissing op het beroep of hoger beroep inzake de bijkomende beschikking echter verwijzen naar een ander orgaan, indien behandeling door dit orgaan gewenst is.

4. In beroep of hoger beroep legt de belanghebbende zo mogelijk een afschrift over van de bijkomende beschikking die hij betwist.

5. Het eerste tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een verzoek om voorlopige voorziening.

Uitleg in duidelijke taal

1. Het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de beschikking waarbij de verplichting tot betaling van een geldsom is vastgesteld, heeft mede betrekking op een bijkomende beschikking van hetzelfde bestuursorgaan omtrent verrekening, uitstel van betaling, verlening van een voorschot, vaststelling van de rente of gehele of gedeeltelijke kwijtschelding, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.

Dit betekent letterlijk dat wanneer een belanghebbende bezwaar maakt, beroep instelt of in hoger beroep gaat tegen een besluit (beschikking) waarin is vastgelegd dat hij een geldsom moet betalen, dit bezwaar of beroep zich automatisch ook uitstrekt tot een aanvullend besluit (bijkomende beschikking) van hetzelfde bestuursorgaan. Dit aanvullende besluit kan gaan over zaken als verrekening, uitstel van betaling, het verlenen van een voorschot, het vaststellen van de rente, of het geheel of gedeeltelijk kwijtschelden van de schuld. Een voorwaarde hiervoor is dat de belanghebbende het oneens is met dit aanvullende besluit (deze beschikking betwist).

2. Het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen een bijkomende beschikking heeft mede betrekking op een latere bijkomende beschikking met betrekking tot dezelfde geldschuld, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.

Dit houdt in dat als een belanghebbende bezwaar maakt, beroep instelt of in hoger beroep gaat tegen een dergelijk aanvullend besluit (bijkomende beschikking), dit bezwaar of beroep ook geldt voor een later genomen aanvullend besluit dat over dezelfde geldschuld gaat. Ook hier geldt de voorwaarde dat de belanghebbende het oneens moet zijn met dat latere aanvullende besluit.

3. De bestuursrechter kan de beslissing op het beroep of hoger beroep inzake de bijkomende beschikking echter verwijzen naar een ander orgaan, indien behandeling door dit orgaan gewenst is.

Dit betekent dat de bestuursrechter de bevoegdheid heeft om de behandeling van het beroep of hoger beroep dat specifiek over het aanvullende besluit (bijkomende beschikking) gaat, over te dragen aan een andere instantie (orgaan). Dit kan gebeuren als de bestuursrechter het wenselijk acht dat die andere instantie de zaak behandelt.

4. In beroep of hoger beroep legt de belanghebbende zo mogelijk een afschrift over van de bijkomende beschikking die hij betwist.

Dit bepaalt dat wanneer een belanghebbende beroep of hoger beroep instelt, hij, indien mogelijk, een kopie (afschrift) moet overleggen van het aanvullende besluit (bijkomende beschikking) waar hij het niet mee eens is en dat hij betwist.

5. Het eerste tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een verzoek om voorlopige voorziening.

Dit lid stelt dat de regels zoals beschreven in de eerste vier leden van dit artikel op eenzelfde manier (van overeenkomstige toepassing) gelden voor een verzoek om een voorlopige voorziening. Een voorlopige voorziening is een snelle, tijdelijke beslissing van de rechter in afwachting van de definitieve uitspraak in de hoofdzaak.

Gerelateerde rechtspraak

Centrale Raad van Beroep178x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:CRVB:2024:726 - Centrale Raad van Beroep - 17 april 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:72617 april 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2024:5392 - Rechtbank Rotterdam - 13 juni 2024

ECLI:NL:RBROT:2024:539213 juni 2024Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Limburg

ECLI:NL:RBLIM:2024:5948 - Rechtbank Limburg - 2 september 2024

ECLI:NL:RBLIM:2024:59482 september 2024Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Limburg

ECLI:NL:RBLIM:2023:7477 - Rechtbank Limburg - 20 december 2023

ECLI:NL:RBLIM:2023:747720 december 2023Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2024:7492 - Rechtbank Rotterdam - 8 augustus 2024

ECLI:NL:RBROT:2024:74928 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
College van Beroep voor het bedrijfsleven

ECLI:NL:CBB:2024:776 - College van Beroep voor het bedrijfsleven - 4 november 2024

ECLI:NL:CBB:2024:7764 november 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2024:2678 - Raad van State - 2 juli 2024

ECLI:NL:RVS:2024:26782 juli 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Centrale Raad van Beroep

ECLI:NL:CRVB:2024:829 - Centrale Raad van Beroep - 5 maart 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:8295 maart 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Noord-Nederland

ECLI:NL:RBNNE:2023:5327 - Rechtbank Noord-Nederland - 20 december 2023

ECLI:NL:RBNNE:2023:532720 december 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak