ECLI:NL:RBNNE:2023:5327 - Rechtbank Noord-Nederland - 20 december 2023
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1823
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
en
Belastingdienst/Toeslagen, verweerder
(gemachtigden: mr. V. Kadirbaks en K.I. Kappen).
Inleiding
1.1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verrekening van een teruggevorderd bedrag aan zorg- en huurtoeslag 2011 met de uitbetaling van de toegekende huurtoeslag 2020.
1.2. Met het bestreden besluit van 9 maart 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
1.3. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4. De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023 op zitting behandeld. Partijen zijn niet verschenen.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt de zaak aan de hand van hetgeen eiseres in het beroepschrift heeft aangevoerd. Voordat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke behandeling van eiseres haar argumenten, moet de rechtbank beoordelen of verweerder het bezwaarschrift van eiseres terecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Verrekening
5.1. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de verrekening van een vordering in verband met de zorg- en huurtoeslag 2011 met de huurtoeslag 2020 ten onrechte heeft plaatsgevonden omdat zij geen schuld over 2011 had. Ten aanzien van de kennelijk niet-ontvankelijkheidsverklaring van haar bezwaar heeft eiseres geen argumenten aangevoerd.
5.2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bezwaar van eiseres terecht kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. Uit artikel 12, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) volgt dat de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing zijn op een verrekeningsbeschikking bedoeld in artikel 30 van de Awir.
5.3. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 12, eerste lid, van de Awir is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen bezwaar kan worden gemaakt tegen de verrekeningsbeschikking. De rechtbank wijst in dat kader naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:717) en van 7 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1492). Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiseres terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke behandeling. Dat eiseres het op inhoudelijke gronden niet met de verrekening eens is, leidt niet tot een ander oordeel. Het beroep is ongegrond.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Lenting, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir)
Artikel 12
1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk blijven titel 4.2 en artikel 4:125 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing en zijn artikel 3:40, titel 4.1 en de hoofdstukken 6 en 7 van die wet niet van toepassing op de verrekeningsbeschikking, bedoeld in artikel 30.
Artikel 30
1. De Belastingdienst/Toeslagen is bevoegd tot verrekening van een door de belanghebbende verschuldigd bedrag aan terugvordering met een aan hem uit te betalen tegemoetkoming of voorschot daarop, een en ander ongeacht de inkomensafhankelijke regeling die het betreft en ongeacht het berekeningsjaar.
2. De Belastingdienst/Toeslagen is tevens bevoegd, in afwijking van artikel 3 van de Invorderingswet 1990, tot verrekening van een door de belanghebbende verschuldigd bedrag aan terugvordering met aan hem uit te betalen bedragen inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen, en belastingrente begrepen in een aanslag of voorlopige aanslag inkomstenbelasting.
3. Een verrekening vindt niet eerder plaats dan nadat de termijn bedoeld in artikel 28 is verstreken. De in de artikelen 27 en 29 bedoelde rente alsmede bestuurlijke boeten kunnen in de verrekening worden betrokken.