Artikel 5:10a (Zwijgrecht bestraffende sanctie)
1. Degene die wordt verhoord met het oog op het aan hem opleggen van een bestraffende sanctie, is niet verplicht ten behoeve daarvan verklaringen omtrent de overtreding af te leggen.
2. Voor het verhoor wordt aan de betrokkene medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden.
Uitleg in duidelijke taal
1. Degene die wordt verhoord met het oog op het aan hem opleggen van een bestraffende sanctie, is niet verplicht ten behoeve daarvan verklaringen omtrent de overtreding af te leggen.
Dit betekent letterlijk: de persoon die wordt ondervraagd (verhoord) met de intentie (met het oog op) om hem een bestraffende maatregel (bestraffende sanctie) op te leggen, is niet gehouden (niet verplicht) om voor dat doel (ten behoeve daarvan) uitspraken (verklaringen) over de overtreding te doen (af te leggen).
2. Voor het verhoor wordt aan de betrokkene medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden.
Dit betekent letterlijk: voordat het verhoor aanvangt, moet aan de betreffende persoon (de betrokkene) worden meegedeeld dat hij niet verplicht is om antwoord te geven op vragen.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBOVE:2025:5410 - Rechtbank Overijssel - 28 augustus 2025
ECLI:NL:CBB:2025:400 - College van Beroep voor het bedrijfsleven - 29 juli 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:4211 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 4 juli 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:11442 - Rechtbank Rotterdam - 1 oktober 2025
ECLI:NL:CBB:2025:463 - Meststoffenwet: feitelijke beschikkingsmacht over landbouwgrond en vaststelling mestvoorraad - 16 september 2025
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven bevestigt dat landbouwgrond alleen meetelt als de agrariër de feitelijke beschikkingsmacht heeft, wat een geldige juridische titel veronderstelt. Voor het bepalen van de mestvoorraad zijn de gemiddelde gehalten van afgevoerde mest de best beschikbare gegevens, niet forfaitaire waarden.