Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:4514 - Huurtoeslag en vermogen: peildatum 1 januari is beslissend - 24 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:451424 september 2025

Essentie

Een kortstondige vermogenstoename door een schenking rond de peildatum van 1 januari leidt tot verlies van het recht op huurtoeslag. De Dienst Toeslagen is gebonden aan de gegevens uit de Basisregistratie Inkomen (BRI) en de wet biedt geen ruimte om van deze peildatum af te wijken.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

202407745/1/A2.

Datum uitspraak: 24 september 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend in [woonplaats],

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 november 2024 in zaak nr. 23/1527 in het geding tussen:

[appellante]

en

de Dienst Toeslagen (voorheen: de Belastingdienst/Toeslagen).

Procesverloop

Bij besluit van 15 juli 2022 heeft de Dienst Toeslagen, voor zover hier van belang, de huurtoeslag van [appellante] over het jaar 2021 definitief berekend en op nihil gesteld. Bij besluit van 27 januari 2023 heeft de Dienst Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 6 november 2024 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld. De Dienst Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 september 2025, waar de Dienst Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], is verschenen.

Overwegingen

1.       Aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 15 juli 2022 heeft de Dienst Toeslagen ten grondslag gelegd dat het vermogen van [appellante], blijkens de basisregistratie inkomen (hierna: BRI), op de peildatum van 1 januari 2021 hoger was dan de toepasselijke grenswaarde. Dit komt mede door een schenking van haar vader van € 6.604,00 die zij op 25 december 2020 heeft ontvangen. [appellante] heeft dat geldbedrag op 15 januari 2021 weer aan haar vader teruggeboekt.

2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de Dienst Toeslagen terecht is uitgegaan van de gegevens uit de BRI, omdat hij, gelet op vaste rechtspraak van de Afdeling (onder meer uitspraak van 3 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1730), de door de inspecteur van de Belastingdienst vastgestelde aanslag inkomstenbelasting moet volgen. Uit deze gegevens bleek dat het vermogen van [appellante] over 2021 hoger was dan de vermogensgrens, waardoor de Dienst Toeslagen het recht op huurtoeslag over dat jaar terecht op nihil heeft vastgesteld. De hardheidsclausule van artikel 47, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) en artikel 9 van de Uitvoeringsregeling Awir, waaruit volgt dat deze verplichting niet geldt voor personen bij wie geen voordeel uit sparen en beleggen in aanmerking wordt genomen als de rendementsgrondslag wordt verminderd met de daarin genoemde categorieën bezittingen, is niet van toepassing. De schenking van de vader van [appellante] valt niet onder één van deze categorieën. De Wet op de huurtoeslag en de Awir bieden niet de mogelijkheid om rekening te houden met de niet ondenkbare omstandigheid dat het voor [appellante] wellicht niet direct duidelijk was dat de schenking gevolgen zou hebben voor haar recht op huurtoeslag en af te wijken van de BRI. De Dienst Toeslagen was dan ook niet gehouden om het bedrag van de schenking buiten beschouwing te laten. [appellante] heeft in beroep geen gronden aangevoerd tegen de terugvordering van de teveel ontvangen huurtoeslag, zodat de rechtbank die niet heeft beoordeeld.

3.       De gronden die [appellante] in hoger beroep aanvoert, zijn zo goed als een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellante] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 5.3 en 5.3.4 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Dit betekent dat het betoog in hoger beroep niet slaagt. De Afdeling stelt verder vast dat [appellante] ook in hoger beroep geen gronden heeft aangevoerd tegen de terugvordering van de teveel ontvangen huurtoeslag. Zij is niet ter zitting verschenen om een nadere toelichting te geven.

4.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

5.       De Dienst Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.

w.g. Willems

lid van de enkelvoudige kamer

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2025

452-1175