Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:4475 - Belangenafweging voorlopige voorziening: zwaarwegende algemene belangen versus individuele planschade - 22 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:447522 september 2025

Essentie

In een voorlopige voorziening wijst de Raad van State het verzoek tot schorsing van een projectplan af. Zwaarwegende algemene belangen, zoals het behalen van water- en stikstofdoelen en het veiligstellen van subsidies, wegen zwaarder dan de door verzoeker gevreesde (vergoedbare) schade door vernatting.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

202406780/5/R1.

Datum uitspraak: 22 september 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoeker A], wonend in Bladel, en [verzoeker B], gevestigd te Bladel,

verzoekers, (hierna tezamen in enkelvoud: [verzoeker]),

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 september 2024 heeft het college goedkeuring verleend aan het projectplan "Herinrichting beekdal Groote Beerze, traject 2a, Molenweg - De Hoeve", zoals dat is vastgesteld op 10 september 2024 door het dagelijks bestuur van waterschap De Dommel.

Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[verzoeker] en het dagelijks bestuur hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 september 2025, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. J.H.D. Elings, advocaat te Tilburg, en het college, vertegenwoordig door mr. H.J.M. Wingens, zijn verschenen. Voorts is ter zitting het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door [partij A] en [partij B], als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

2.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet een ontwerp ter inzage is gelegd van een projectplan van een waterschap als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet waarop de procedure van paragraaf 5.2 van de Waterwet van toepassing is, dan blijft op grond van artikel 4.64, tweede lid, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het projectplan onherroepelijk is.

Het ontwerpplan is op 8 december 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Waterwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.

Inleiding

3.       Het geschil gaat over het projectplan "Herinrichting beekdal Groote Beerze, traject 2a, Molenweg - De Hoeve" (hierna: het projectplan). Het projectplan voorziet in verschillende soorten maatregelen: beekherstel Groote Beerze (aanleggen nieuwe meanders, aanpassing bestaande profiel en dempen oude beekloop); maatregelen watergangen (verontdiepen/dempen greppels, sloten en watergangen), maatregelen kunstwerken (verwijdering, verplaatsing, vervanging); natuur- en landschapsinrichting; groenstructuren en beplanting; voorzieningen ten behoeve van recreatie. Ook zijn mitigerende maatregelen voorzien in het projectplan, waaronder ophoging van gronden. De uitvoering van het plan vindt plaats in drie fasen.

4.       [verzoeker] is eigenaar van percelen aan de Beverdijcken te Bladel, waarop onder andere een melkveehouderij wordt geëxploiteerd. Deze percelen zullen, naar niet in geschil is, gevolgen ondervinden van de uitvoering van de maatregelen waarin het projectplan voorziet. [verzoeker] vreest schade als gevolg van de uitvoering van fase 2 van het projectplan en de daaruit volgende vernatting van zijn perceel. Het verzoek is om een voorlopige voorziening te treffen dat het projectplan schorst.

Spoedeisend belang

5.       De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het oordeel dat, zoals door het college en het dagelijks bestuur is aangevoerd, geen spoedeisend belang bestaat, gelet op de omstandigheid dat de uitvoering van fase 2 van het projectplan en de werkzaamheden waarvan [verzoeker] gevolgen kan ondervinden, starten in oktober 2025.

Conclusie

6.       Het verzoek wordt afgewezen. Gelet op de belangen die [verzoeker], het college en het dagelijks bestuur naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter licht dat hieronder toe. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Waarom komt de voorzieningenrechter tot deze beslissing?

7.       Het belang van [verzoeker] is gelegen in de door hem gevreesde wateroverlast en schade op zijn percelen als gevolg van de werkzaamheden. Volgens hem zullen door de uitvoering van de werkzaamheden inundaties en overstromingen toenemen in zowel omvang als frequentie .

Tegenover het belang van [verzoeker] staan de belangen van het college en het dagelijks bestuur. Het college en het dagelijks bestuur hebben er op gewezen dat het gebied momenteel niet voldoet aan de waterhuishoudkundige en ecologische doelstellingen in het kader van de Kaderrichtlijn water. Dit project is verder aangemerkt als benodigd project om in Noord-Brabant bij te dragen aan een oplossing van de stikstofproblematiek . Indien de uitvoering van het projectplan zou worden stilgelegd, is afronding van de uitvoering voor 31 december 2025 volgens het college en het dagelijks bestuur niet haalbaar. Indien het project niet vóór 31 december 2025 geheel is uitgevoerd, loopt het waterschap de toegekende subsidie van 2,5 miljoen euro voor dit projectplan mis, als onderdeel van het Landelijk Programma Natuur (LPN) van het Rijk. Het doel van het LPN is om het benodigde systeemherstel van de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden in Nederland financieel mogelijk te maken. Zonder de subsidie zal het projectplan na 31 december 2025 geen doorgang meer kunnen vinden wegens een gebrek aan financiële dekking, zo hebben het college en het dagelijks bestuur toegelicht. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan deze stellingen te twijfelen.

Het college heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het erkent dat de belangenafweging met betrekking tot de percelen van [verzoeker] in het projectplan, en dus ook bij de goedkeuring daarvan door het college, eerder onvolledig was. Het college en het dagelijks bestuur stellen zich echter op het standpunt dat ook al zou blijken dat de gevolgen voor [verzoeker] groter zijn dan verondersteld, het effect dat optreedt niet leidt tot een zodanige onevenredige benadeling van de belangen van [verzoeker], noch een dermate blijvende substantiële inbreuk op zijn bedrijfsvoering, dat dit zwaarder had moeten wegen dan de doelen die met het projectplan worden gediend. Daarbij betrekt het college ook de bestaande wettelijke regelingen om schade die [verzoeker] eventueel zal ondervinden vergoed te krijgen en het feit dat de percelen nu al liggen binnen de zonering van de Regionale waterberging en Reservering waterbergingsgebied, die ook in het bestemmingsplan is verankerd. Regionale waterbergingsgebieden zijn, zo heeft het college toegelicht, van nature gebieden welke kunnen inunderen of nodig zijn voor gestuurde waterberging en ook mag er in deze gebieden niet worden gebouwd of opgehoogd.

8.       Gelet op voorgaande zwaarwegende algemene belangen die gediend zijn met de vaststelling en uitvoering van het projectplan ziet de voorzieningenrechter in de belangen van [verzoeker] en zijn vrees voor schade onvoldoende aanleiding om het projectplan te schorsen.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. M.M. Kaajan, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.

w.g. Kaajan

voorzieningenrechter

w.g. Kos

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 september 2025

580