ECLI:NL:RVS:2025:4279 - Raad van State - 5 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
BRS.25.001229
ECLI:NL:RVS:2025:4279
Datum uitspraak: 5 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[verzoeker],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 25 juli 2025 in zaak nr. NL24.45546 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geweigerd verzoeker ambtshalve krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen.
Bij besluit van 21 juni 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 12 november 2024 heeft de minister de door verzoeker tegen die besluiten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 juli 2025 heeft de rechtbank het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft krachtens artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 bezwaar gemaakt tegen de feitelijke uitzetting en de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De griffier van de rechtbank heeft het verzoek ter behandeling aan de voorzieningenrechter van de Afdeling doorgezonden.
Overwegingen
-
Verzoeker heeft het bezwaar tegen de feitelijke uitzetting en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter van de rechtbank ingediend, terwijl bij de Afdeling hoger beroep openstond tegen de uitspraak van de rechtbank van 25 juli 2025 in de procedure over het besluit van 12 november 2024. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van de Afdeling, gelet op de uitspraak van 5 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:353, onder 1, bij uitsluiting bevoegd om het bij de rechtbank ingediende verzoek in behandeling te nemen en staat tegen de feitelijke uitzetting geen bezwaar open.
-
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat de voorgenomen uitzetting op 8 september 2025 achterwege blijft. Omdat de voor de beoordeling van het verzoek noodzakelijke stukken nog niet zijn ontvangen, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. Nadat de stukken zijn ontvangen zal de voorzieningenrechter op het resterende deel van het verzoek beslissen.
-
De minister moet de proceskosten vergoeden. Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. treft bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening dat de voorgenomen uitzetting op 8 september 2025 achterwege blijft;
II. veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.
w.g. Ristra-Peeters
voorzieningenrechter
w.g. Graat
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2025
307